Piet Alberts die er bij was
Hij stond er met zijn neus bovenop. Hij was één van de naaste medewerkers van Johannes ter Horst. Het is opgetekend door zijn zoon Gejo.
Tweede verhaal
Het tweede verhaal is wat zakelijker. Het heeft een aantal bronverwijzigingen. Het bevat ook informatie die we bij het verhaal van Piet niet tegenkomen. Ik denk dan aan het klaarmaken van de 100 enveloppen met een tientje en bonkaarten. Die werden bij hun bevrijding uitgedeeld om eten te kopen en met de trein weg te kunnen.
Verder zijn een aantal deelnemende verzetsmensen aan het woord: Klaas Hoogeboom, Joop Abbink en de bevrijde Johan Sutterland en Willem Dijckmeester. Zo is er nog meer te noemen. Ik vond dit artikel op het internet. Ik heb het van kopjes voorzien voor de overzichtelijkheid.
Het blijft ongelooflijk boeiend om te lezen over de grootste bevrijdingsactie uit de geschiedenis van het Nederlandse verzet, waarin de Enschedeër Johannes ter Horst en zijn mannen weer een cruciale rol speelde.
Derde verhaal
Dit wordt het derde verhaal over de bevrijding van 54 gevangenen uit het Huis van Bewaring te Arnhem. Het is waarschijnlijk het eerste verhaal. Maar ik weet niet wanneer Piet Alberts zijn verhaal heeft verteld. Het derde verhaal staat in De Zwerver, Weekblad der GOIWN en LO-LKP-Stichting. GOIWN betekent Gemeenschap Oud Illegale Werkers Nederland. De LO.-LKP.-Stichting staat voor Landelijke Org. voor Hulp aan Onderduikers * Landelijke Knokploegen. Auteurs zijn Joh. van Hulzen en Ad Goede.
Arrestatie eigenaar van "Het Hemeldal"
Ondanks het feit dat de bevrijding van Ds. Slomp op rolletjes was verlopen kwamen de rechercherende mensen van de Sicherheitsdienst toch zover dat zij het pension "Hemeldal" in Oosterbeek in de smiezen kregen.
Hemeldal
mooie naam voor zo'n pension
Op donderdag 25 mei 1944 wordt de eigenaar van dit pension, de verzetsman Eef Zwarts, gearresteerd en overgebracht naar het Huis van Bewaring in Arnhem.
Het Huis van Bewaring Arnhem.
Het werd vanaf 1941 vooral gebruikt
als gevangenis voor verzetsdeelnemers.
Eef Zwarts liet zijn pension gebruiken als uitvalsbasis voor acties. Daardoor was hij goed op de hoogte van wat zich binnen de LKP afspeelde. Hij kende namen en wist natuurlijk ook van de bevrijding van ds. Frits Slomp uit de Koepel te Arnhem.
Ds Slomp die bevrijd werd uit de Koepel
Via de gevangenisonderwijzer Joop van Veldhoven, die een belangrijke rol had gespeeld bij de bevrijding van ds. Slomp, komt de KP aan de weet dat Eef Zwarts bij zijn verhoren zwaar wordt mishandeld en dat de kans bestaat dat hij aan zijn verwondingen zal bezwijken. Als hij doorslaat is het risico groot dat meer verzetsmensen opgepakt zullen worden.
Daarom vindt de LKP-leiding het heel belangrijk dat Zwarts bevrijd wordt. Liepke Scheepstra alias Bob gaat direct na de arrestatie actie ondernemen. Hij woont in Arnhem sinds eind 1941 als beveiligingsbeambte bij de AKU in Arnhem. Dat is natuurlijk handig om in de buurt te wonen waar actie nodig is. Daarbij roept hij weer de hulp in van de KP-Twente onder leiding van Johannes ter Horst. Hij weet dat hij op hen nooit tevergeefs een beroep doet.
Voorzorgsmaatregelen van de Duitsers
Na de geslaagde overval op De Koepelgevangenis van 11 mei 1944, waarbij ds. Slomp en Henk Kruithof werden bevrijd, is de bewaking van zowel De Koepel aan de Wilhelminastraat als van Het Huis van Bewaring aan het Walburgplein in Arnhem aanzienlijk verscherpt. Deze keer moet Het Huis van Bewaring gekraakt worden.
Voorbereidingen voor de bevrijding
Voor de landelijke KP-leider Bob (Liepke Scheepstra) en zijn kleine groep getrouwen vormt dat geen belemmering plannen te beramen om Eef Zwarts zo snel mogelijk uit de cel te halen. De vraag is alleen hoe? De ligging van het complex is ongunstig en bovendien vormen de 4 meter hoge muren een belangrijke hindernis.
Dankzij de medewerking van een parketwachter van het aangrenzende Gerechtshof aan de Grote Markt, krijgt Bob de gelegenheid de situatie binnen en in de onmiddellijke omgeving te observeren. Duidelijk is dat er een semi-militaire operatie moet plaats vinden wil men bij de cellen kunnen komen en het gebruik van geweld ligt voor de hand.
De mogelijkheid om weer via een smoesje via de voordeur binnen te komen, zoals dat met Ds. Slomp was gelukt en ook in het Huis van Bewaring in Almelo, zal nu wel niet meer slagen. Over de muur klimmen is de enige overgebleven optie.
Eerste poging op maandag 29 mei 1944
Bij deze eerste poging op maandag 29 mei 1944 laat in de avond zijn van de Twentse KP aanwezig: Johannes ter Horst, Geert Schoonman en Harry Saathof. Verder een aantal mensen van de KP-Betuwe. Piet Alberts: (Die hierbij ook niet aanwezig is, hoewel hij gedeeltelijk in de wij-vorm spreekt):
"Toen kwam het huis van bewaring aan de beurt in Arnhem.
We zouden het ding van drie kanten aanvallen. Over hekken geklommen, totdat wij op een platdak lagen, totdat de agenten (want op de binnenplaats werd het bewaakt door twee agenten) vlak voor ons kwamen om hun te grijpen. (die politiemannen te grijpen) Maar zij hoorden onraad en begonnen te knallen, wij natuurlijk ook. Zo zijn er vijftig schoten gevallen.
Toen trokken wij terug. Wij hadden sokken over onze schoenen om geruisloos te lopen. Allemaal waren wij er over, behalve Johannes, die bleef met zijn jas achter een stang van het hek hangen. Zo hing hij daar tussen hemel en aarde. Maar dat was gauw verholpen.
Zo gingen ze rustig lopen totdat onze tongen op onze schoenen kwamen te hangen."
Daarna stappen de mannen van de KP-Enschede weer in de auto en gaan op weg richting Zutphen, om via de IJsselbrug, richting Twente te rijden.
Liquidatie hoge officier van SD
Piet: "Op de weg terug kregen ze de SD achter zich aan. Dat werd jagen, 120- 130 kilometer per uur, maar plotseling sprong de achterband. Toen zijn ze nog enige kilometers doorgereden met een snelheid van 70 kilometer per uur, totdat ze een laan zagen en zijn daar ingereden. Toen ze goed en wel stilstonden, reed de SD hen voorbij. De band plakken ging ook heel moeilijk, want de krik zakte steeds in de grond weg. Maar eindelijk kwam hij toch klaar.
Maar toen was het zo laat geworden, dat ze besloten om daar te overnachten. Om de beurt gingen ze waken. 's Morgens licht geworden en dan eten, sigaret gerookt."
Vlak voor hun vertrek, komt er een boer voorbij, die het drietal en de auto zo bekijkt en zegt dan: "Ik zou maar maken dat ik wegkwam. Jullie staan op het terrein van de Hitlerjugend!"
Piet: "Dan komt daar een oude man aangefietst en hield bij hen stil en vroeg naar de papieren. Toen vroeg Johannes of hij daartoe gerechtigd was om papieren te vragen. Hij werd erg kwaad en zei toen: "Ik ben van de "Kriminal Polizei" lid van de SD, directeur van dat tehuis waar ze opgeleid worden voor de Hitlerjugend!".
Op dat landgoed stonden zij dan ook, zonder het te weten. Totdat de man lastig begon te worden en steeds maar om hun papieren vroeg, toen zei Harry: "Johannes, zal ik ze maar laten zien?" Hij stapte uit de wagen, zijn pistool uit de zak en zei: "Handen omhoog!"
Meteen greep die vent naar Harry zijn pistool. Harry schoot mis, maakte zijn handen vrij en schoot nog een keer. Hij (die SD'er) nam zijn pistool, maar kreeg geen kans om te schieten, want Johannes schoot hem door zijn heup, daarop viel hij op de grond en kroop naar zijn fiets.
Geert in actie. Hij drukte Johannes aan de kant en schoot. Het schot was prachtig. Hij raakte hem precies in zijn voorhoofd. Tussen twee haakjes. Geert was scherpschutter, hij schoot door een paal van 10 centimeter op 80 meter afstand. Hij was dan ook één uit duizenden.
Harry is hierbij gewond geraakt in zijn bovenbeen. Hoe is een raadsel. Wij kunnen het nog niet begrijpen. De naam van die kerel weet ik niet meer, maar het was een hoge piet. Toen hij begraven werd kwam er een krans van de Führer op en één van Smit en Seijs Inquart en nog veel meer. Mussert en Van Geelkerken waren op zijn begrafenis aanwezig. Daar hebben nog foto's van in de krant gestaan.
Toen hij dood was, zijn zij hun weg naar Enschede terug begonnen, wat dan ook gelukte, zonder pech. Alleen de motor was totaal verbrand van het harde rijden dat ze moesten". Tot zover Piet Alberts.
Hij was al vroeg bij de groep van Johannes betrokken.
Terug naar Enschede
Wat Piet zegt dat ze rechtstreeks naar huis zijn gereden, is niet helemaal volledig. Hieronder het vervolg:
"Snel vertrekken ze van de plaats des onheils. Tweehonderd meter voor de kruising van de Zutphensestraat en de Deventerweg, slaat de auto rechtsaf naar het huis van de zuster van Harry. Later kregen de drie te horen dat, wanneer ze de kruising waren opgereden, zij geconfronteerd waren met een aldaar opgestelde mitrailleur.
Harry Saathof wordt eerst bij zijn zuster in Apeldoorn verpleegd en later met de vrachtwagen van de bakkerij, die bestuurd wordt door Jan Bredewold, naar het hoofdkwartier van de KP Enschede, op de Holterhof gebracht. Onderweg verstopt Harry zich achter de, in de vrachtauto meegevoerde, balen meel. Harry blijft, daarna voor verdere verpleging, tot ongeveer half juli op deze boerderij.
Voor Geert en Johannes is de situatie ook al niet eenvoudiger geworden. Het bleek dat zij een vooraanstaande Duitse officier, genaamd Singenstreu hadden doodgeschoten. Uit betrouwbare informatie horen zij dat hun signalementen alsmede de gebruikte auto bekend zijn geworden. Mogelijk dat de boer, die de drie illegalen gewaarschuwd heeft, later door de SD is ondervraagd.
De landelijke berichtgeving luidt als volgt:
"30-5-44. De Gew. P.P. Arnhem verzoekt namens de Gew. P.P. te Nijmegen o.a.v. (opsporing aanhouding voorgeleiding) van drie personen die op 30-5-44, te 07.30 uur vanuit een auto een Rijks Duitscher, genaamd Richard Singenstreu met revolverschoten hebben gedood. De auto met de 3 inzittenden zijn vermoedelijk in de richting van Apeldoorn of Deventer weggereden.
Signalement daders:
I Groot postuur, rossig haar, gekleed in een blauwe overal. (Geert Schoonman)
II Klein postuur, gekleed in donker kostuum draagt grijze hoed, ong. 30 jaar. (Johannes ter Horst)
III Geen signalement, is vermoedelijk gewond en zal zich in verbinding stellen met een dokter. (Harry Saathof)
Sign. Auto: Chevrolet, type 32 - 33 donkerrood of bruin, bagagedrager op de achterzijde vermoedelijk met een lek reservewiel er op.
Zo ongeveer heeft de Chevrolet eruit gezien.
Nauwkeurige recherche bij doktoren en garage's wordt verzocht. Posten uitzetten bij bruggen, overgangen en hoofdwegen. Gew. P.P. Amsterdam."
Het rode haar van Geert is dus als signalement omschreven, alsmede de auto. De informatie over hun signalering is ook bij de politie Enschede binnen gekomen. Contacten binnen het politiekorps zorgen ervoor dat Geert gewaarschuwd wordt.
Daarom besluit Geert zijn haar donker te laten verven, terwijl zijn verloofde, Bertha Kempers, zich bezig gaat houden met het verstoppen van de "gesignaleerde auto". Daartoe graaft zij een groot gat dat schuin afloopt, zodat de auto erin gereden kan worden. Het deel, dat boven het gat uitsteekt, camoufleert zij met takken. De auto is daarna normaal van de weg af niet meer te zien.
Informant binnen de gevangenis
Met medewerking van een relatie uit de politiewereld wordt daarna contact gelegd met een surveillant, die binnen het Huis van Bewaring werkzaam is en die de KP'ers wil helpen onder de voorwaarde dat hij direct zal kunnen onderduiken.
Deze surveillant doet die maandag, de 5e juni dienst op de binnenplaats van het Huis van Bewaring. Hij zal de KP-jongens ongehinderd door laten gaan, dus hij loopt nadien een groot risico dat men hem verdenkt van het verlenen van medewerking. Dus daarom wordt de door hem gevraagde hulp toegezegd.
De dader stáát op het kerkhof
"De zaterdag na de schietpartij wandelen Johannes en Geert al weer door Arnhem, of ze er horen, en dit laatste is ook zo, want ze houden niet van half werk. Z. (Eef Zwarts) moet er uit, als het maar even in hun vermogen ligt.
Daar nadert iets plechtigs. Een dode wordt uitgedragen - met Duitse militaire eer.
Johannes en Geert volgen de stoet naar het kerkhof, zijn getuige van de teraardebestelling en zien daar bijeen vele, vele gestrekte armen, onder meer van het tweemanschap der bezettingsmacht: Seyss Inquart en Rauter, omgeven van hun lijfwachten en adjudanten. Hitler distancieert op alle fronten en in die Schweinhundische Gau Holland worden brave Duitsers vermoord, zoals deze Verwalter Singenstreu…
Kransen worden eerbiedig neergelegd, er is er één bij van de Führer. Rauter treedt naar voren en spreekt. Hij zegt onder meer, dat Singenstreu uit een hinderlaag verraderlijk neergeschoten is.
Geert weet, dat het even anders toegegaan is, ook Johannes kan er als getuige over oordelen. Uit een hinderlaag was het niet. Ware het nodig geweest, in dienst van de zaak, waarvoor ze dag en nacht het leven inzetten, ze zouden het ook uit een hinderlaag gedaan hebben. Maar uit welke mond klinkt hier: verraderlijk? En dat in tegenwoordigheid van die Oostenrijker (Seyss Inquart)!
Als de plechtigheid geëindigd is, gaan ze met hun tweeën heen, stram, voorzover die éne dan stram kan gaan (Seyss Inquart kreupelde), verbeten en dorstend naar wraak op onschuldigen.
Ook het andere tweemanschap verlaat de dodenakker, dorstend naar de gerechtigheid, die nadert, nadert iedere dag."
Uit: Gevangenisdeuren zwaaien open 5, door Joh. Van Hulzen en Ad Goede, (De Zwerver, Weekblad der LO-LKP-Stichting, 26 juli 1947, nr. 30, 3de jaargang)
Tweede poging op 5 juni 1944
Op genoemde datum de 5e juni wordt de tweede bevrijdingspoging gewaagd. De KP van Johannes, nu zonder Harry Saathof maar met Piet Alberts en de Utrechtse knokploeg van Reindert van der Haar, aangevuld met Johannes van Bijnen (Frank) en Cees Stoove (Grote Kees, die ook meegedaan heeft bij de overval in Almelo), gaan op pad. Zij zullen andermaal, met ladders over de muur klimmen en via de binnenplaats de gevangenis binnengaan.
Op het laatste ogenblik horen zij van de surveillant die binnen die gevangenis werkzaam is, dat er die avond een extra post is geplaatst achter de deur waar zij via de binnenplaats door moeten. Tot grote teleurstelling druipen de verzetsmensen weer af.
Piet: "Twee dagen later. Weer daarheen (Want Bob (Liepke Scheepstra. gs) dat was de baas van de K.P. van heel het oosten des lands, die bereidde deze kraken voor.) Weer op dezelfde manier. Met de agenten gelukte het, maar zij zeiden wij zouden het niet doen, want het was onmogelijk van die kant. Dus het ging niet door."
Nog meer informatie
De teleurstelling is groot, want de toestand van Eef Zwarts wordt steeds ernstiger, horen zij van Van Veldhoven. Bovendien is de bewaking van het gebouw andermaal verscherpt. Maar net als de KP aan opgeven denkt- het gebrek aan wapens maakt een doeltreffende overval bijna onmogelijk - gloort er nieuwe hoop.
Joop van Veldhoven heeft met de directeur van het Huis van Bewaring een gesprek over een corrupte bewaker. In de dienstwoning, die aan het cellencomplex grenst, krijgt hij de gelegenheid, de bouwkundige situatie op te nemen.
Hij seint zijn verzetsmakkers in dat het misschien mogelijk is via de directeurswoning binnen te komen. Van daaruit zijn de cellengangen te bereiken met behulp van sleutels, die de directeur onder beheer heeft.
Derde poging
Ogenblikkelijk wordt er een nieuw plan gesmeed. Johannes ter Horst, die er soms inderdaad als een dominee uitzag, mede door zijn nette kleding en een brilletje, zal zich voordoen als "dominee Rademakers" die een bezoek wil brengen aan een van zijn kerkleden die in de gevangenis zit.
Op korte afstand zal hij gevolgd worden door zijn makkers, die naar binnen zullen stormen, op het moment Johannes binnengelaten wordt. De hele KP-ploeg wordt weer gemobiliseerd ten huize van Tante Spiek, (Hendrikje Schuiling) wonende aan de Eusebiussingel in Arnhem. Daar krijgt iedereen de nodige instructies.
Terwijl de geallieerde troepen zo kort na D-day hevig strijd leveren in Normandie, meldt de pseudo-dominee zich 's avonds aan het huis van de directeur.
Een jongen, de zoon van de directeur, doet de deur open. Johannes vraagt of de directeur thuis is. De jongen zegt dat hij later terug moet komen, omdat zijn vader niet thuis is. Ondanks het feit dat de deur nu geopend is, besluit Johannes niet door te zetten, omdat anders de zaak niet te overzien zal zijn.
Tevens zijn de Kp'ers er dan ook niet zeker van of zij zonder directeur wel de sleutels kunnen bemachtigen. Hij bedankt de jongen en zegt dat hij later wel terug zal komen. Daarmee mislukt ook de derde poging.
Piet: "De derde keer zijn we er wel geweest, maar toen ging het helemaal niet door. Waarom niet, weet ik zo niet meer."
Vierde poging op zondag 11 juni 1944
Terwijl Bob, Joop van Veldhoven en Evert van Boven, de Gelderse leider van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers, op de 8e juni weer bij elkaar zijn, is de toestand voor Eef Zwarts bijna onhoudbaar geworden. Hij wordt nog steeds mishandeld en ligt geketend aan z'n brits. Er moet iets gebeuren. Het is nu of nooit.
Dan oppert Van Boven het plan, in plaats van 's avonds en 's nachts, gewoon overdag tot actie over te gaan. Op klaarlichte dag!
Piet: "Zaterdagavond in Arnhem, met 7 man en een meisje uit Nijmegen moest het gebeuren. We zaten met z'n drieën bij elkaar. (Johannes, Geert en Piet) Wij hadden allen een zwaar hoofd in deze kraak.
Stuk voor stuk vroeg Johannes: "Hoe denk jij over deze zaak?" Geert: "Het zal zwaar worden. Ik reken op slachtoffers!"
Johannes: "Piet en jij?" Piet: "Als wij er maar weer uitkomen". 150 mensen konden wij het leven redden. Dus dat stond op de eerste plaats."
Zondag 11 juni 1944 is de dag waarop het moet gebeuren. Tussen twaalf en twee. De Duitsers zullen met alles rekening houden, maar dat er uitgerekend tijdens het zondagse middagmaal een overval zou kunnen plaatsvinden, is zonder twijfel niet ingecalculeerd. Snel wordt het actieplan uitgewerkt. Maar alles staat of valt met de aanwezigheid van de directeur van het Huis van Bewaring.
Het idee om "dominee Rademakers" voor een gesprek over de "geestelijke belangen van de gedetineerden" langs te sturen, blijft gehandhaafd. Maar het plan wordt wat bijgeschaafd.
"Dominee" zal vergezeld worden door zijn "echtgenote", dat wekt meer vertrouwen en direct staan er dan twee mensen bij de deur, die indien nodig handelend kunnen optreden. Deze "echtgenote" is Petertje van de Hengel uit Hamersvelt. Zij zit ook in het verzet en is werkzaam als koerierster, voor de KP-zuid.
Petertje vanden Hengel in het midden
Even een onderbreking met een fraai geluidsfragment van Petertje van den Hengel
Geluidsfragment van Petertje van den Hengel, een koerierster met grote tegenwoordigheid van geest.
Petertje over haar werk als koerierster
Bron: www.LO-LKP-docu.nl
Vervolg van het eerste verhaal van Piet Alberts
Direct worden de KP'ers die beschikbaar zijn gemobiliseerd. Er wordt ook een plan uitgewerkt om de bevrijde gevangenen vlot af te voeren. Daar zitten Arnhemmers tussen, maar ook velen van elders.
Besloten wordt, niet meer de fout van 11 mei te maken, toen de actie uitsluitend gericht was om Frits de Zwerver en de Twentenaar Henk Kruithof vrij te krijgen. Pas nadat de operatie gelukt was, realiseerden de KP'ers zich, dat zij veel meer mensen hadden kunnen laten ontsnappen.
Het tijdstip van de overval ligt uitermate gunstig, want van het station Arnhem vertrekt een trein richting Utrecht en om tien over twee gaat er een naar Nijmegen. Als de operatie volgens plan verloopt, zullen de bevrijden al de stad uit zijn voordat er groot alarm is geslagen.
Het huis van "Tante Spiek", aan het Eusebiusplein, is niet ver van de gevangenis gelegen en is voor een deel van de groep de uitvalsbasis. Voor een ander deel is dat een pand aan de St. Jansbinnensingel.
En zo gaan, op die zonnige zondagochtend, negen KP'ers op pad. Dat gebeurt pas nadat leider Bob zich er van heeft vergewist of de directeur dit keer wel thuis zal zijn. Hij belt naar de gevangenis en krijgt te horen, dat de man een ommetje met zijn zoon maakt.
De vrouw van Bob moet in de gaten houden wanneer de directeur terug is. Bob zelf is in de buurt en is samen met Evert van Boven het communicatiepunt voor de KP'ers die uiteindelijk de overval zullen plegen.
Het is omstreek 12.40 uur, wanneer Froukje Scheepstra meldt dat de directeur weer thuis is.
Johannes ter Horst en Petertje van den Hengel krijgen het groene licht en begeven zich, arm in arm wandelend, in de richting van het huis. De anderen zijn inmiddels in de nabijheid en zij hebben het geluk, dat de vlakbij gelegen RK-kerk op dat moment leegstroomt, zodat zij zich onopvallend onder de huiskerende kerkgangers kunnen begeven.
De "dominee" belt aan. Wanneer zij staan te wachten, zegt Petertje tegen Johannes: "Je hebt mijn pistool nog!" Zenuwachtig pakt Johannes het wapen en wil dit snel aan Petertje overhandigen. Door de zenuwen laat hij echter het wapen op de grond vallen. Net op tijd kan hij het oprapen en aan Petertje overhandigen, want dan wordt de deur geopend en verschijnt de directeur in de deuropening. De spanning bij de overige KP'ers die in de buurt staan is om te snijden. Zal het dit keer lukken?
Wanneer de deur is geopend zegt Johannes: "Mijn naam is Rademakers en dit is mijn vrouw. Ik ben predikant in Rotterdam. Ik zou graag even met u willen spreken over de geestelijke nood van enkele van mijn hier gehuisveste kerkleden."
"Goed komt u maar verder", zegt de directeur en opent de deur nog verder om de dominee en zijn vrouw binnen te laten.
Van enige afstand ziet Bob dat het echtpaar wordt binnengelaten; hij wacht een ogenblik, licht (als signaal) even zijn hoed op en ziet dan twee van zijn mannen, Geert Schoonman en Piet Alberts, op de woning afgaan, zonder problemen de deur openen en naar binnen verdwijnen.
Petertje heeft haar werk goed gedaan. Direct nadat de deur achter het "domineesechtpaar" is gesloten, duwt Ter Horst directeur Bakker een pistool onder de neus. Petertje zet intussen de deur op een kier voor de KP'ers.
In de woning zijn behalve de directeur ook zijn vrouw, de zoon en een oude tante aanwezig. Ze worden naar een kamer gebracht en daar opgesloten.
Dan zegt Johannes tegen de directeur: "Ik wil de sleutels van de cellenblokken en een beetje snel graag!"
De directeur wil echter niet meewerken. Hij zegt: "Ik heb vandaag een vrije dag en daarom beschik ik niet over de sleutels. Ik kan u jammer genoeg niet helpen, het spijt me voor u!"
Hij vervolgt: "Maar waar bent u in hemelsnaam mee bezig! Wanneer ik de sleutels zou hebben en u deze zou geven krijg ik grote problemen. Stop toch met die onzin!"
Johannes speelt wat met zijn pistool, kijkt de directeur aan en zegt: "De sleutels en gauw een beetje!"
Dan begint ook de vrouw van de directeur zich met de zaak te bemoeien. Ze zegt: "Schande is het wat hier gebeurt. Jullie komen zo binnenvallen. Ik ben aan het koken en nu dit!"
Piet Alberts, zegt dan tegen haar: "Dat met dat eten, dat kan wel wat later worden dan gepland, want ik heb het gas uitgedraaid. De aardappels kunnen dus niet aanbranden".
Wanneer de directeur nog niet overstag gaat, begint Geert Schoonman ongeduldig te worden. Hij kijkt de directeur indringend aan en zegt tegen hem: "Direct de sleutels! En zo niet, dan kunt u nu beter van uw vrouw afscheid nemen. Ons geduld is op!"
Geert richt zijn pistool vervolgens op de directeur.
Door het dreigement van deze grote gestalte en de manier van spreken, krijgt de directeur eindelijk in de gaten dat dit geen spelletje is en hij beter kan meewerken. Dan loopt hij op een muurkast af, pakt daar een sleutelbos uit en gooit die op de grond.
Hij zegt daarbij: "Hier heb je ze. Ik heb er niets mee te maken. Het is jullie eigen verantwoordelijkheid!"
Vanuit de kamer waar de directeursfamilie eerst zat ingesloten, worden ze nu overgebracht naar de ontvangstcel en daar ingesloten.
Onderweg daar naar toe geeft de tante van de directeursfamilie aan de verzetsjongens te kennen, dat zij het een goede zaak vindt wat ze aan het doen zijn.
Inmiddels zijn met korte tussenpozen ook Joop Abbink, Piet Niewold, Dirk van Harten en Koos Michel het huis binnen gekomen. De laatste posteert zich als wachtpost in de hal.
De anderen kunnen zich met de sleutels gemakkelijk toegang verschaffen tot de cellen, want Joop van Veldhoven heeft voor een goede plattegrond gezorgd.
Zo zag de plattegrond er ongeveer uit
Daarop is ook precies aangegeven waar de telefoons zitten, zodat die uitgeschakeld kunnen worden. De bewakers die zo verrast zijn dat zij eenvoudig overmeesterd kunnen worden, worden vervolgens ook in een cel opgesloten.
De eerste zorg van de groep is vanzelfsprekend Eef Zwarts; twee van de KP'ers begeven zich snel naar de cellenrij op de bovenste ring, waar Zwarts nog steeds geboeid en geketend, in cel 42 zit. De dienstdoende bewaker is behulpzamer dan zijn directeur. Spontaan gooit hij de jongens een bos sleutels toe, waarna de zwaar toegetakelde Zwart kan worden bevrijd en ook de deuren van de cellen van meer dan honderd andere gevangenen kunnen worden geopend.
Groot is hun verbazing en ongeloof. Velen verkeren in de waan dat het de SD is, die ze komt ophalen. De knokploeg maakt de gevangenen duidelijk dat zij vrij zijn en weg kunnen. Maar lang niet iedereen durft van de gelegenheid gebruik te maken, ook al omdat voor sommigen de straf er bijna op zit. (Een aantal heeft deze beslissing, zo is later gebleken, met de dood moeten bekopen. Zij verdwenen naar concentratiekampen in Duitsland en keerden niet terug.)
Uiteindelijk verkiezen 54 mannen en vrouwen de vrijheid.
Bericht illegaal krantje
Ze zullen in kleine groepjes via de hoofdingang aan het Walburgplein de gevangenis verlaten, voorzien van een bonkaart en 10 gulden om een treinreis te kunnen betalen. Zij die bekend zijn met de plaatselijke situatie zullen de niet Arnhemmers de weg naar het station moeten wijzen.
Zonder dat buiten iemand ook maar iets in de gaten heeft, kunnen de bevrijde gevangenen en de KP'ers het gebouw verlaten en de treinen richting Utrecht en Nijmegen nemen. Pas als die vertrokken zijn wordt de zondagsrust in Arnhem verstoord.
Piet is over deze bevrijdingsactie opeens opvallend kort van stof: "Wij hadden dan ongeveer tachtig mensen bevrijd".
FOTO VAN JOHANNES VOOR ZIJN WEDUWE GENOMEN DOOR LIEPKE SCHEEPSTRA
Hier zien we dominee Rademakers, oftewel Johannes ter Horst
doodgemoedereerd op z'n fiets stappen
na de bijzondere overval op het Huis van Bewaring te Arnhem.
Nooit in het verzet werden zovelen tegelijk bevrijd.
Ook nooit zijn in het verzet foto's genomen bij een overval.
De foto was genomen door de LKP-leider
, verzetsnaam Bob
Dit schreef hij op de achterkant:
"Deze foto genomen op een der grootste momenten
in het leven van "Johannes"
tijdens de bevrijding van 56 gevangenen
uit het Huis van Bewaring te Arnhem
op 11 juni 1944,
aangeboden aan zijn echtgenote "Mini"
door de oude LKP-vrienden
die hem nimmer zullen vergeten
namens allen
Bob"
In de brief schrijft Bob over 56 bevrijde gevangenen.
Anderen noemen 55.
De meest recente van 54 heb ik overgenomen.
Hoe het ook zij: het was een door God zeer gezegende overval.
Liepke Scheepstra gaf leiding, eerst aan de KP van het oosten, later van de landelijke LKP. Hij deed dat niet alleen, maar samen met Theo Dobbe, Johannes Post, Izaäk van der Horst
en Hilbert van Dijk en Leendert Valstar (Bertus) vormde Scheepstra de landelijke top van de KP. Hij overleefde als enige de oorlog en kreeg de hoogste onderscheiding: de Militaire Willemsorde. Hij weigerde die eerst, maar toen hem werd verzekerd, dat in hem al zijn kameraden werden geëerd, aanvaardde hij de hoogste onderscheiding.
Hier hoort u de stem van Liepke Scheepstra en zijn aangrijpende verhaal.
Bron: www.lo-lkp.nl
INTERMEZZO: ZOON VAN LEENDERT VALSTRA VERTELT OVER ZIJN VADER
Zoals hier een paar regels boven staat, behoorde Leendert Valstar tot de landelijke top van KP.
Leendert Valstar (1908-1944)
Leendert was tuinder in Naaldwijk in het Westland. Op een bijeenkomst van de LKP waar ook Liepke Scheepstra aanwezig was, vertelde Leendert met blijdschap dat zijn vrouw na 13 jaren eindelijk in verwachting was. Korte tijd daarna werd Leendert gearresteerd en op 4 september 1944 te Vugt doodgeschoten.
Vier maanden na de dood van zijn vader werd Fulps Valstar geboren. Hij heeft zijn vader nooit gekend. Ik het luisterfragment bevindt hij zich in voormalig concentratiekamp Vugt, waar de naam van zijn vader op een monument staat, samen met 317 andere namen. Hij vertelt dat hij lid is van de Stichting herinnering LOLKP, die als doelstelling heeft de herinnering aan de gesneuvelden uit het verzet levend te houden.
Verhaal van Fulps Valstar in Vugt.
Bron: www.LO-LKP-docu.
(Vervolg) Er wordt alarm geslagen
Er is alarm geslagen en de SD gaat op jacht naar de "terroristen" en de ontsnapten, die echter allang zijn gevlogen. Door de politie wordt een alarmeringsbericht verzonden, dat te 17.20 uur ook bij de wachtcommandant van politie te Enschede binnenkomt, en als volgt luidt:
"Op 11-6-44 te ongeveer 12.40 uur, heeft een overval plaats gehad op het huis van bewaring te Arnhem, waarbij een aantal arrestanten van de SD zijn bevrijd.
Signalement daders:
1e Een jongeman, ong. 1,68 m. droeg bril, lichte regenjas, beschaafde spraak.
2e Een jonge vrouw, lang ong. 1,60 m., donker haar en droeg een klein hoedje.
Verder waren er nog 7 a 8 personen bij betrokken waarvan geen signalement is.
In opdracht van de SD moeten posten worden uitgezet op wegen en rivierovergangen. Scherpe controle op persoonsbewijzen, vooral auto's moeten worden gecontroleerd. Van personen die zonder persoonsbewijs worden aangetroffen, moet nauwkeurig de identiteit worden vastgesteld.
Dit bericht werd opgenomen door opperwachtmeester Achterbosch, die tevens de Kapt, Korpschef (Berends) en opperluitenant Bruining in kennis heeft gesteld."
Opvallend in het signalement is de vermelding van de lichte regenjas van Johannes. Zou hij in de gevangenis zijn regenjas gewisseld hebben? Op de foto met de fiets draagt hij duidelijk een donkere.
Op het moment dat dit bericht binnen komt, zijn waarschijnlijk de meeste van de bevrijde personen al weer thuis, althans op een veilige plek ondergedoken. De SD zal zeker naar de woonadressen gaan om de arrestanten te zoeken.
Johannes en zijn mannen naar huis
Het zal zo tegen 14.00 uur, van die dag geweest zijn dat de verzetsmensen, die weer in de richting van Twente moeten, vertrekken. Ze verwachten controles op de hoofdwegen en het plan is daarom niet richting Twente, maar per fiets richting Apeldoorn te gaan. Ze ontmoeten elkaar op de fiets op de afgesproken plaats, op de hoek van de Schelmseweg.
Piet, treedt dan weer meer in detail:
"Op de terugweg moesten we op elkaar wachten. Net buiten Arnhem op Johannes, want die moest zijn scheerapparaat nog ophalen. Wij waren wel een beetje kwaad, maar enfin, dat kenden wij van hem wel. Wij waren allen op de fiets en zo gingen wij dan fietsend naar Apeldoorn. Daar zouden wij in de trein stappen naar Enschede".
In de richting van Apeldoorn fietst het groepje door de bossen. De afstand Arnhem- Apeldoorn is ongeveer 20 kilometer. De fietstocht zal wat langer dan normaal geduurd hebben.
Piet: "Onderweg was nog controle door de moffen. Wij hebben dan nog een poosje in een zijweg gewacht tot ze weg waren. In Apeldoorn zijn we naar Joop (Abbink) zijn huis gegaan, dat was de adjudant van Bob. Daar wat gegeten en toen naar de trein, eerst gekeken of het station vrij was en dat was het….". Tot zover Piet.
Bij de ouders van Joop Abbink wordt even gepauzeerd. Daar maakt Piet Alberts dankbaar gebruik van de gelegenheid om op een in de woonkamer staand harmonium te spelen. Degenen die mee kunnen zingen, zingen een aantal psalmen, uit volle borst mee.
Via een bevriende politieman aldaar hoort de groep, dat er van de overval in Arnhem, in Apeldoorn nog niets bekend is en dat op het station in Apeldoorn ook niet bijzonders aan de hand is. Dit is voor de groep verzetsmensen een hele opluchting.
In het begin van de avond, het zal zo tegen zevenen geweest zijn, vertrekt de groep onder wie Johannes ter Horst, Geert Schoonman, Piet Alberts, Koos Michel en Dirk van Harten per trein, van Apeldoorn naar Enschede.
Piet: "Op het station liepen wij niet bij elkaar, dat wij niet de aandacht zouden trekken. Wij gingen wel bij elkaar in de coupé zitten. Onderweg zat Geert een beetje met zijn pistool te spelen en liet het een oud mannetje, dat tegenover hem zat, zien. Als hij tenminste een andere kant uitkeek.
Johannes kreeg slaap, omdat hij een flesje chloroform bij zich had en dat was losgeraakt."
DE BEVRIJDING VAN 54 GEVANGENEN UIT HET HUIS VAN BEWARING TE ARNHEM (verhaal 2)
Inleiding
Zoals ik aan het begin van het eerste verhaal heb uiteengezet, is dit een tweede verhal over dezelfde overval als hierboven. De bevrijding van de 54 gevangenen uit het Huis van Bewaring te Arnhem is de grootste uit de geschiedenis van het verzet. Boeiend genoeg om een andere kant te belichten.
Het bijzondere van dit tweede verhaal is dat hierin bevrijders en bevrijden aan het woord komen. Klaas Hoogeboom, een van de naaste medewerkers van Scheepstra, vertelt over de voorbereiding. Joop Abbink uit Apeldoorn was de naaste medewerker van Liepke Scheepstra. Ook Joop doet zijn verslag. Dan twee bevrijde verzetsmensen: Johan Sutterland en Willem Dijckmeester. Hun verslagen maken dit tweede verhaal extra boeiend.
Het Huis van Bewaring aan de Walburgstraat in Arnhem
Na de geslaagde overval op de Koepelgevangenis door een Knokploeg van het verzet op 11 mei 1944 leek het onwaarschijnlijk dat er nog een keer verzetsmensen konden worden bevrijd uit de handen van de Duitsers. Toch werd het enkele weken later noodzakelijk om opnieuw een overval te beramen; ditmaal op het Huis van Bewaring aan de Walburgstraat.
In het Huis van Bewaring, dat stond op de plaats waar anno 2007 het Paleis van Justitie is te vinden, werden gearresteerde verdachten opgesloten in afwachting van hun proces.
Huis van Bewaring in Arnhem
Ook tijdens de oorlogsjaren bleef het gebouw als zodanig in gebruik. Met de komst van de Sicherheitsdienst (SD) naar Arnhem in 1941 werden er niet alleen vermeende misdadigers opgesloten, maar ook leden van het verzet.
De Sicherheitsdienst en de daaraan verbonden Sicherheitspolizei (SIPO) hield zich vooral bezig met het opsporen, arresteren en hardhandig ondervragen van (joodse) onderduikers en het oprollen van verschillende verzetsgroepen. Daarbij werden soms ook informanten gebruikt. Als een verzetsman eenmaal in handen van medewerkers van de SD viel schuwden zij weinig middelen en methoden om hun slachtoffer aan het praten te krijgen.
De arrestatie van Eef Zwarts van het Hemeldal te Oosterbeek
De SIPO was daarom kort na de bevrijding van dominee Frits Slomp en Henk Kruithof uit de Koepelgevangenis een onderzoek begonnen naar de identiteit van de overvallers. Beide mannen waren naar de villa 't Hemeldal in Oosterbeek gebracht.
Het Hemeldal aan de achterzijde
Dit rusthuis werd gebruikt als hoofdkwartier van de Gelderse afdeling van de Landelijke Knokploeg (LKP), dat na de overval op de gevangenis uit veiligheidsoverwegingen was verplaatst. Enkele documenten die waren gebruikt voor de bevrijdingsactie lagen er echter nog wel.[1]
Binnen twee weken wisten medewerkers van de SD waar ze moesten zoeken. Een gearresteerde onderduiker sloeg tijdens een van zijn verhoren door en noemde de naam van Eef Zwarts, de eigenaar van rusthuis 't Hemeldal.[2] Zwarts had de man aan een persoonsbewijs en bonkaarten geholpen. Hij werd dan ook gearresteerd. De auto die was gebruikt om Slomp en Kruithof naar Oosterbeek te brengen, werd door de Duitsers gevonden, net als instrumenten om valse persoonsbewijzen te maken.
Evert Boven, de leider van de Gelderse afdeling van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO), die de schuilnaam Nico gebruikte, stelde LKP-leider Liepke "Bob" Scheepstra op de hoogte van de arrestatie van zijn oom Eef Zwarts. Het was van het grootste belang dat Zwarts zo snel mogelijk werd bevrijd, want hij wist vrijwel alles over de Koepelkraak, de organisatie van de LO en van de LKP. Scheepstra waarschuwde direct gevangenisonderwijzer Joop van Veldhoven, die niet alleen in de Koepelgevangenis werkzaam was, maar ook in het Huis van Bewaring. Van Veldhoven was een bekende informant van het verzet; hij verklaarde zich direct bereid om met Eef Zwarts te praten als hij werd overgebracht naar het Huis van Bewaring aan de Walburgstraat.[3]
Scheepstra formeerde intussen een nieuwe overvalgroep, bestaande uit LKP-leden uit Twente en de Betuwe. De groep uit de Betuwe stond onder leiding van Johannes van Zanten en zou de LKP groep uit Utrecht vervangen die aan de overval op de Koepelgevangenis had deelgenomen. In Oosterbeek en Wolfheze werd het plan voorbereid en bij Hendrika Spieksma-Schuiling aan het Eusebiusplein, alias 'tante Spiek', uitgewerkt.[4] Het was de bedoeling om naast Eef Zwarts ook andere verzetsmensen te bevrijden, waaronder Marinus Ackerstaff uit Dieren, die een drukkerij beheerde waar illegale kranten werden vervaardigd.
De eerste mislukte poging tot bevrijding op Tweede Pinksterdag 30 mei 1944
Op de avond van 30 mei 1944, Tweede Pinksterdag, werd de bevrijdingsactie uitgevoerd. Er zouden dan relatief weinig bewakers aanwezig zijn. De Betuwse groep van Johannes van Zanten, onder leiding van Joop Abbink en Bob Scheepstra, probeerde over de vier meter hoge buitenmuur aan de oostzijde van het Huis van Bewaring binnen te komen, terwijl de drie Twentse Knokploegleden Johannes ter Horst, Harrie Saathof en Geert Schoonman een poging waagden via een hek bij de Grote Markt. Een oplettende bewaker gooide bij deze poging roet in het eten toen Scheepstra een tweede ladder aan de binnenzijde van de gevangenismuur wilde laten zakken. Twee schoten misten rakelings het doel, maar betekenden wel het einde van de actie.
Hoewel alle overvallers wisten te ontkomen hadden de drie Twentse Knokploegleden pech. Hun auto werd bij het SS-kamp Avegoor door een Duitse patrouille tot stoppen gemaand. Chauffeur Schoonman remde af, maar gaf vol gas toen ze de patrouille vrijwel genaderd waren. Om verdere patrouilles te ontlopen overnachtten ze op het landgoed 'Beele' bij Voorst.
De volgende ochtend sloeg het noodlot toe. Het landgoed bleek gevorderd te zijn door de Duitsers, zo vertelde een boer hen. Het drietal besloot weg te rijden, maar werd al snel staande gehouden door een Duitse officier met een hond. Een korte schermutseling had tot gevolg dat zowel de Duitser als Saathof een beenwond opliep. Omdat de Duitse officier hen van dichtbij had gezien, schoot Schoonman hem nog een keer, dit maal in zijn hartstreek.[5] Het drietal wist te ontkomen en Saathof bij een dokter af te leveren.[6]
De tweede mislukte poging in de nacht van 4 op 5 juni 1944
Een tweede poging werd beraamd voor de nacht van 4 op 5 juni. Ditmaal hadden Scheepstra en Ter Horst met een bevriende politieagent gesproken, die hen het adres gaf van een bewaker die wel wilde meewerken. Het plan was om opnieuw het hek bij de Grote Markt over te klimmen, op het platte dak naast het Gerechtshof te gaan liggen, en dan op de binnenplaats de bewuste bewaker te treffen. De uitvoering werd opnieuw een grote teleurstelling. Op de binnenplaats hoorden ze dat de bewaking was verscherpt; er zat niets anders op dan ook de tweede poging op te geven.[7]
De derde mislukte poging op 7 juni 1944
Joop van Veldhoven, de gevangenisonderwijzer en bewaker die eerder informatie had doorgegeven, kwam met een derde plan voor een derde poging. Het huis van de directeur stond naast het Huis van Bewaring en vandaar uit kon men via een gang de gevangenis bereiken. Een van de verzetsmensen zou aanbellen en de directeur dwingen om de sleutels van de gevangenis te geven. Dit plan mislukte echter ook toen de als predikant vermomde Johannes ter Horst bij de directeurswoning aanbelde en van diens zoon vernam dat hij niet thuis was.[8]
De vierde geslaagde poging op zondagmiddag 11 juni 1944
Evert Boven, de neef van Eef Zwarts, kwam met een nieuwe suggestie. Waarom zouden ze het niet overdag proberen? Op zondagmiddag 11 juni? Dan zou de directeur ongetwijfeld wel thuis zijn.[9]
Klaas Hoogeboom, een van de naaste medewerkers van Scheepstra, herinnerde zich later van de voorbereiding:
"Het is juist dat in Oosterbeek en Wolfheze voorbereidingen zijn getroffen voor de overvallen, maar op het contactadres in Arnhem werden de plannen uitgewerkt bij Tante Spiek. We hebben daar ook een vluchtroute geregeld als het mis zou gaan. En samen met mijn verloofde en de vrouw van Scheepstra hebben we op het duikadres in Arnhem boven boekhandel Rupp in de Koningstraat de 100 enveloppen met f 10,- en een bonkaart klaar gemaakt."[10]
De 100 enveloppen zouden worden uitgereikt aan de bevrijde gevangenen. Hiermee zouden zij ieder voor zich of in kleine groepjes buiten de stad begeven.
Er namen negen personen deel aan de vierde poging: Johannes ter Horst, verkleed als dominee, Petertje van de Hengel als zijn vrouw en zeven KP-leden in burgerkleding. Dit waren Joop Abbink uit Apeldoorn, Piet Alberts uit Enschede, Dick van Harten uit Wierden, Koos Michel uit Zwolle, Piet Niewold uit Apeldoorn en Geert Schoonman uit Zaandam. Bob Scheepstra bleef in de buurt om de situatie in de gaten te houden en maakte enkele foto's.[11]
De vierde poging had eindelijk succes; de directeur opende de deur en liet 'dominee Rademakers en zijn vrouw' binnen. Ter Horst trok een revolver terwijl de zeven andere verzetslieden ook binnenkwamen en de directeur dwongen om de sleutels van het Huis van Bewaring af te geven.[12]
Het verslag van Joop Abbink uit Apeldoorn
Joop Abbink was een van hen:
"Wij zijn allemaal het huis van de directeur binnengegaan. Koos en Dick van Harten hadden de opdracht om onmiddellijk door het huis te gaan naar boven en te controleren. (...) We droegen gewone kleding. Ik had ook een regenjas; die werd veel gedragen. (..) Ik ben toen in die portiersloge, dat was eigenlijk een kantoor en daar waren alle papieren, wat rond gaan snuffelen. Ik heb daar een lijst gezien van mensen die wasgoed brachten; maar geen papieren van waarde en toen ben ik snel naar binnen gegaan.
Het was de bedoeling dat ik samen met Petertje van den Hengel naar de vrouwenafdeling zou gaan; dat was boven. Ik dacht dat ik toen al een stel sleutels had. Die andere jongens liepen toen al op de omgang en ik zag ook de bewakers staan. Het gevangenispersoneel heeft zich eigenlijk onmiddellijk overgegeven. Ze moesten de sleutels naar beneden gooien en daar heb ik ook een bos van opgepakt; het waren er vijf maar ik heb er twee aan Piet gegeven.
En toen ging het dagverblijf open (daar waren geen bedden) en stonden er allemaal dames in négligé, en toen schrok ik verschrikkelijk want dat was in die tijd iets heel bijzonders; daar hoorde je als heer niet naar te kijken. Er was een hele groep daarbinnen. Petertje heeft toen verteld dat ze bevrijd waren, dat ze zich aan moesten kleden en naar beneden moesten gaan. Ze waren totaal overstuur en zonder uitzondering stortten ze zich de trap af en er is er niet één achtergebleven.
In tegenstelling tot de mannen, want toen wij weer beneden kwamen, hingen een heleboel van die knapen over de railing en stonden de zaak aan te kijken; de cellen waren opengegooid en ze kregen de kans om weg te gaan. En dan kwamen ze naar je toe van: "hebben jullie mijn persoonsbewijs?"
Er was ook een cel waar ontzettend op de deur werd gebonkt en die schreeuwden dat ze ook politieke gevangenen waren. Maar dat was niet aangegeven. Van Veldhoven (...) wist in welke cellen politieke gevangenen zaten."[13]
De ontsnapping van 54 gevangenen
De bevrijde gevangenen werden naar de woning van de directeur gebracht, waar ze van Scheepstra een envelop met daarin een bonnenkaart en f 10,- kregen. In groepjes van twee of drie gingen ze naar buiten en mengden zich onder de kerkgangers die uit de St. Eusebiuskerk kwamen.[14] Ook de overvallers maakten zich succesvol uit de voeten.
In totaal ontsnapten 56 politieke gevangenen (veelal verzetsmensen), van wie er acht vrij snel weer achter tralies werden gezet. De overigen bleken vrijwel allemaal spoorloos voor de SD.
Johan Sutterland was een van hen. Hij herinnerde zich na de oorlog "Ik heb voorzichtig over de railing gekeken. De directeur stond met de handen omhoog en toen dachten we: we zullen het maar gokken. Het was bijzonder spannend; ik voel nog de spanning dat ik in dat portaaltje stond."[15]
Verslag van de bevrijde Willem Dijckmeester
De 21-jarige theologiestudent Willem Dijckmeester en zijn vader, die burgemeester was geweest, zaten allebei vast in het Huis van Bewaring:
"Toen ik van de Utrechtseweg naar het Huis van Bewaring werd gebracht, heb ik gevraagd of ik in dezelfde cel als mijn vader kon, en toen kwam ik in de ziekencel (bij gebrek aan ruimte). Daar zaten 13 man. Heel verschillend van samenstelling. Er was een beroeps cavalerie-officier (ritmeester Bos), een bakker, nog een andere burgemeester [en], een missionaris (die was al vrijgelaten op het moment van de overval).
We hebben daar een hele bijzondere samenleving gehad. Er was een soort van discipline. In de loop van de ochtend werd een uur lang gezwegen. Iedere avond was er een religieuze dagsluiting. Ik was toen halverwege mijn theologische studie, dus dat moest ik dan maar doen. Ik heb drie zondagen de kerkdienst geleid (ik heb daar van 10 mei tot 11 juni gezeten), gezweet voor dat gezelschap van 13 mensen; ik heb die preken nog. Ook die zondagochtend ben ik nog voorgegaan in de cel.
We hadden inmiddels f 10,-, een bonkaart en een sigaar gekregen. Toen liep ik met mijn vader over het Eusebiusplein en hij is toen naar tantes van mij (zijn nichten) in de Parkstraat gegaan en daar ondergedoken. En ik ben naar mijn zuster gegaan in de Huygenslaan en toen ben ik even verder aan die laan liefderijk opgenomen bij de familie Josselin de Jong. Ik kreeg een vals persoonsbewijs en ging verder als Wouter Dooier door het leven.
Na een aantal weken ben ik naar Het Gooi gefietst en ondergedoken en in een ondergrondse groepering terecht gekomen. Bob Scheepstra heeft de overval geleid. Hij heeft de Militaire Willemsorde, en bij de inhuldiging van Juliana op het bordes was hij een van de topfiguren die het vaandel mocht dragen."[16]
De grootst geslaagde overval van het Nederlandse verzet
De overval op het Arnhemse Huis van Bewaring is nog altijd de grootst geslaagde bevrijdingsactie van gevangenen uit een gevangenis in de Nederlandse geschiedenis. Met dank aan Peter Dijkerman en Cor Janse.
Nog eens de foto van Johannes.
Ik heb me afgevraagd hoe hij aan zo'n fraaie fiets kwam in 1944?
Ook een foto van na de overval door Liepke Scheepstra genomen.
Hier wordt de oudste van de bevrijde verzetsmensen door twee anderen begeleid
uit het gekraakte Huis van Bewaring te Arnhem.
Het is Hendrica Wijnbers, toen 65 jaar oud.
DE BEVRIJDING VAN 54 GEVANGENEN UIT HET HUIS VAN BEWARING TE ARNHEM (verhaal 3)
Dit wordt het derde verhaal over de bevrijding van 54 gevangenen uit het Huis van Bewaring te Arnhem. Het is eigenlijk het eerste verhaal. Het staat in De Zwerver, Weekblad der GOIWN en LO-LKP-Stichting. GOIWN betekent Gemeenschap Oud Illegale Werkers Nederland. De LO.-LKP.-Stichting staat voor Landelijke Org. voor Hulp aan Onderduikers * Landelijke Knokploegen.
Auteurs zijn Joh. van Hulzen en Ad Goede. Het woord 'verhaal' is hier echt op z'n plaats. Het is een vertelling, waarbij de schrijvers zich zoveel mogelijk aan de feiten hebben gehouden. In een Naschrift, een toevoeging, verklaren ze dit zelf:
"De gegevens, aan de hand waarvan deze artikelenserie over de gevangeniskraken te Arnhem, werden opgemaakt, zijn tevoren zo goed mogelijk gecontroleerd door diegenen, die bij deze ondernemingen betrokken waren. Voor de historische betrouwbaarheid ervan kunnen wij dan ook ten volle instaan."
Met mijn kennis van deze geschiedenis kan ik instemmen met hun verklaring van de historische betrouwbaarheid. Ze hebben een knappe reconstructie geschreven. Heel boeiend om te lezen. Het aandeel van Johannes ter Horst en zijn KP komt goed uit de verf. Het oorspronkelijke verhaal was één geheel: de bevrijding van ds. Slomp uit de Koepelgevangenis op 11 mei 1944 en de bevrijding van Eef Zwarts met de andere verzetsmensen op 11 juni 1944 werd achter elkaar gepubliceerd. Ik heb het in tweën geknipt. Het eerste deel in hoofdstuk 8 en het tweede deelin dit hoofdstuk.
DE HOOFDROLSPELERS BIJ DE BEVRIJDING UIT HET HUIS VAN BEWARING IN ARNHEM
De bevrijding van de 54 gevangenen uit het Huis van Bewaring te Arnhem is de grootste uit de geschiedenis van het verzet. Daarom besteed ik er veel aandacht aan. Drie verhalen over die bevrijding passeren de revue. Voor het laatste verhaal wil ik de belangrijkste deelnemers kort voor het voetlicht halen. Des te meer omdat de auteurs bij een aantal schuilnamen gebruiken. Het gaat er dus om: wie is wie?
De auteurs maken voor een deel gebruik van schuilnamen. Niet altijd. Johannes en Geert worden met hun voornamen opgevoerd.
Dit is Liepke Scheepstra.
Hij overleefde de oorlog.
De leiding van de bevrijdingsactie berustte bij 'Jelt'
Dat is de schuilnaam van Liepke Scheepstra.
Zijn echtgenote deed ook mee als waarneemster
met een kinderwagen met hun eerste kind erin.
Haar naam is Froukje Scheepstra.
Evert van Boven
In het verhaal is hij Nico.
Hij is heel belangrijk voor het doorgaan van de bevrijding.
Hij werd 24 jaar
Geboren op 5 november 1919 te Zwolle
Overleden op 4 november 1944
te Kdo. Husum-Schwesing, Neuengamme
Tijdlijn Eef van Boven
Dan de gevangen verzetsman Z. Dat is de Eef Zwarts. Hij was eigenaar van het herstellingsoord 't Hemeldal. Vandaaruit vonden veel verzetsacties plaats. Zijn makkers waren bang dat hij zou doorslaan onder de zware martelingen van de SD. Daarom moest hij bevrijd worden. Daar waren ze allemaal van overtuigd. Gelukkig werd hij bevrijd, en met hem nog meer dan 50 andere verzetsmensen.
Dan Joop. Er zijn twee mannen met de naam Joop betrokken bij de bevrijding. Allereerst Joop van Veldhoven. Van hem wordt gezegd: "De lezer dient te weten, dat Joop niet alleen In de vermaarde Koepel, maar ook in het Huis van Bewaring wat-je-noemt als kind in huis is." Joop van Veldhoven was bibliothecaris te Arnhem van de Koepelgevangenis en van het Huis van Bewaring. Hij had toegang tot alle cellen en alle gevangenen. Deze Joop was een sleutelfiguur bij de voorbereidingen van de bevrijding. Bij de actie zelf was hij niet betrokken. Hij is daarna wel direct ondergedoken. Want de SD kon op haar vingers uitrekenen dat Joop van Veldhoven met de de bevrijding te maken had.
Dit is de andere Joop
namelijk Joop Abbink
de rechterhand van 'Jelt"
Jelt is Liepke Scheepstra.
Hij was volop bij de bevrijding betrokken.
Ook daarna. Een belangrijk verzetsman.
Johannes van Zanten.
De leiding van de Betuwse groep Kp-ers
berustte bij Johannes van Zanten.
Zijn naam wordt verschillende keren genoemd.
Henk Michel
Een volgende verzetsman die betrokken was
bij de bevrijding van de 54
was Henk Michel, oftewel Koos of Kleine Koos.
Dirk van Harten
Hij kwam uit Wierden
en hoorde bij KP-Visser.
Hier de tijdlijn van Dirk van Harten
Johannes ter Horst.
Hij had de leiding van de Twentse KP.
Als dominee Rademaker
samen met "echtegnote" Petertje van den Hengel
slaagde hij erin binnen te komen
bij de woning van de gevangenisdirecteur.
Ook zijn echtgenote Minie krijgt
een plaats in dit derde verhaal.
Ze brengt de blijde boodschap van de bevrijding op 11 juni
naar de gewonde Harry Saathof.
En ze wijst Geert de plek van de Plymouth
bij de thuiskomst van de groep.
Geert Schoonman
Samen met Johannes bij alle acties.
Hij was zeer vaardig met een revolver.
Hij raakte op 15 meter de roos.
Harry Saathof.
Hij was betrokken bij de eerste poging tot bevrijding van ds. Slomp.
Op de weg naar huis werd hij gewond.
Daarom kon hij niet meedoen bij de volgende bevrijdingspogingen.
Minie, de vrouw van Johannes,
kwam hem op De Holterhof het goede niews brengen:
het is gelukt.
Piet Alberts
Ook hij hoorde tot de kp van Johannes.
De eerste poging tot bevrijding van ds Slomp maakte hij niet mee.
De andere pogingen maakte hij wel mee.
Ook was hij bij de bevrijding van 54.
Zie ook het eerste verhaal in dit hoofdstuk.
Petertje van den Hengel
Nooit vergeten dat ook zij
een belangrijke rol speelde.
Als "echtgenote"van
ds.Rademaker=Johannes
nam zij deel aan de bevrijding
uit het Huis van Bewaring.
In Leusden is een straat naar haar genoemd:
Petri Markesteinstraat
Op Wikipedia schreef ik een artikel over haar
Petertje van den Hengel.
Petertje is één van de drie vrouwen
die een rol speelden bij de kraak
in Arnhem op 11 juni 1944.
Verder de echtgenote van Liepke Scheepstra:
Froukje Scheepstra.
Zij observeerde van achter haar kinderwagen.
Verder Minie Scheurs, de echtgenote van Johannes.
Over haar rol schreef ik hierboven bij Johannes
Ook over haar schreef ik op Wikipedia een artikel:
Hermina Schreurs.
GEVANGENISDEUREN ZWAAIEN OPEN DOOR JOH VAN HULZEN EN AD GOEDE (verhaal 3)
Gevangenisdeuren zwaaien open
Gevangenisdeuren zwaaien open.
Serie van 9 artikelen uit weekblad De Zwerver, 3e jrg nrs 26 - 34 (26 juni - 23 aug. 1947) over de overvallen door
de LKP op de Koepelgevangenis (11 mei 1944) en op het Huis van bewaring (11 juni 1944), beide in Arnhem.
Het is een .pdf bestand. De eerste zes pagina's gaan over de bevrijding van Frits de Zwerver uit de Koepelgevangenis te Arnhem op 11 mei 1944.
De volgende pagina's gaan over het overval op het Huis van Bewaring in Arnhem, op 11 juni 1944. Daarbij werden 54 gevangenen bevrijd.
[3]
DRIE KEER MIS, DE VIERDE KEER RAAK
Nauwelijks veertien dagen na de Koepelkraak komt Nico ontsteld bij Jelt. ,,Nou hebben ze mijn oom gepakt ...... " Dat is ontzettend. De gastheer van het Oosterbeekse rusthuis. En wat voor een gastheer! Daar bent U getuige van geweest, lezer. En dan weet U nog niet het zoveelste part van wat hij voor het illegale werk deed. Arme kerel! Zoveel gepresteerd voor de goede, de grote zaak - en nu ten leste toch gevallen in handen der beulen, waaruit hij zovele anderen wist te houden! Hij had het voelen aankomen. Eén der vele onderduikers, met wie hij in relatie stond, was gearresteerd, verhoord en had "doorgeslagen". Op vragen, van wie hij zijn persoonsbewijs en bonkaarten ontvangen had, noemde hij tenslotte de naam. Z. werd gewaarschuwd en verdween dus. Maar niet ver genoeg ......
De S.D. haalde Hemeldal ondersteboven, vond de onweerlegbare bewijzen (p.b.'s, glasplaat voor vingerafdrukken, een verdachte auto in de garage), dat de villa een illegaal hol was; snuffelde de omgeving af, de huizen der buren en vond in één ervan de eigenaar van 't Hemeldal. Die auto is een kwaad ding. 't Wagentje heeft al in geen drie maanden gelopen, zegt Z. Maar dat weten de heren wel beter, want de accu blijkt nog gevuld te zijn Nu schopt dat smerige Opeltje de zaak toch nog in de war. Mee, naar het S.D.-gebouw. Als Nico dit hoort, heeft hij rust noch duur. Z. wordt des nachts gearresteerd en reeds vóór acht uur is Nico bij Jelt. ,,Jelt, hij moet er uit. Kun jij mijn oom niet helpen?"
Wat denkt Joop er van, de onvolprezen paedagoochelaar van het Arnhemse spinhuiswezen? Als er niet gauw wat gebeurt, zal de gegrepene (naar menselijke berekening althans) geen lange draad meer spinnen. De lezer dient te weten, dat Joop niet alleen In de vermaarde Koepel, maar ook in het Huis van Bewaring wat-je-noemt als kind in huis is.
Nog voor Joop die morgen zijn taak aanvangt, heeft Jelt, die op de fiets naar het Willemsplein trekt, hem al te pakken. Joop moet op onderzoek uit. Er hangt ook voor de organisatie zoveel van af. Zal Z. kunnen zwijgen? Hij weet practisch alles van de organisatie. Als de SD hem tot spreken dwingt, kunnen de kopstukken van LO en KP wel naar andere adressen omzien. En als hij iets moet zeggen om over andere dingen te kunnen zwijgen, dan moeten zijn vrienden toch weten welke adressen voortaan "taboe" zijn en welke onbesmet blijven. Doch Z. is nog niet in het Huis gearriveerd. De dagen, dat hij bij de SD vertoeft is er geen enkel contact met hem en verkeren zijn vrienden in angst en zorg over zijn lot.
Op een dag - wie worden daar nou weer in het Huis binnengebracht? Geen voetbalteam, al is het een elftal. Elf delinquenten. Daar staan ze keurig in de rij aangetreden. De namen worden afgeroepen ter controle. Als Z. zich present meldt, kijkt Joop, die in de hall aanwezig is, hem aan en fluistert zacht: ,,Nico", waarop Z. nauwelijks merkbaar, bevestigend knikt. Een woord, nauw verstaan. Maar voor de man van Hemeldal een woord, dat een wereld opent. Zie, hij beheerst zich meesterlijk en nauwelijks merkbaar knikt hij bevestigend.
Als alle namen af geroepen zijn, gaat Joop de rij langs en vraagt wie nog lectuur wil hebben voor de Pinksterdagen. De man van Hemeldal is natuurlijk één van de gegadigden. ,,Ik zal er voor zorgen". Nadat Z. ingesloten is, kan de opvoeder binnen de cel, behalve een stapel boeken, ook nog wat anders leggen: contact. ,,Heb je wat bekend?" "Niets. Voorlopig geen gevaar''. "Moed houden. We zullen nog wel eens zien, wat er voor je te doen valt". Houd 'r de moed maar in. Dat liedje is al meer en gemakkelijker gezongen. Maar als je bij een volgend verhoor met een gummiknuppel afgetuigd wordt, gelijk Z. - en als je de vijf kruisjes achter de rug hebt, dan zing je het op een zwaardere wijs. Vooral, wanneer de wreedaards je in de boeien slaan; boeien, waaraan een gewicht van vijf kilo hangt. Het lijkt middeleeuws, maar het is heus waar.
Hij zegt dan ook, als Joop een volgende keer weer in zijn cel verschijnt: ,,Ik weet niet, of ik het uithoud, jongen. Doe je best voor me". En ze doen hun best. De dagen zijn vol van actie nu voor Jelt en Joop. Er wordt links en rechts geïnformeerd, gewikt en gewogen. Zullen ze tijdig klaar kunnen zijn met hun plannen? En ook Nico en Chris spannen al hun krachten in om behulpzaam te zijn met alles wat de KP maar van node heeft.
De gedachte aan de verzuimde kans bij de Koepelkraak doet hen telkens met vernieuwde ijver aan de zaak werken. Ze popelen van verlangen om er op los te gaan, want, geleerd door de Koepelkraak, toen achteraf bleek, dat men gemakkelijk veel meer mensen had kunnen bevrijden, staat nu van het begin af vast, dat men niet alleen Z. zal bevrijden, doch er zovelen zal uithalen als maar enigszins mogelijk is. Het ziet er ingewikkeld uit, veel gecompliceerder dan de opzet der Koepelcampagne.
Men vergete niet, dat het Huis veel lastiger te benaderen is; het wordt griezelig goed bewaakt. Het ligt aan het Walburgplein, met de Grote Markt, het Eusebiusplein en de Rijnbrug in de onmiddellijke nabijheid. Aan de zijde van de Grote Markt grenst de binnenplaats van het Huis, dat een elleboogvorm heeft, aan het Gerechtshof. Tot dit laatste gebouw weet Jelt, met welwillende medewerking van een vaderlandse parketwachter toegang te verkrijgen. Nu kan hij nauwkeurig overdag de situatie opnemen. Brr ...... dat zit niet mee. De legale, koninklijke weg voorin, dat zal ditmaal niet gaan. Het moet helaas een inbraak worden en zonder geweld zal het niet lukken.
Daar is allereerst de vier meter hoge buitenmuur. Daarachter surveilleert dag en nacht een politieman. Die moet besprongen en overweldigd worden. Daarna kan men pas de deur en de hekken door, die naar het Huis leiden. Samen met Johannes en Geert en de parketwachter beziet Jelt in de middag voor de overval nogmaals de situatie. Na ampele bespreking met de ploeg worden de plannen vastgesteld. Z. is ingelicht. Hij wacht en bidt in zijn cel.
Doch ...... hij doet nog iets anders. Hij heeft bij de controle kans gezien zijn mes mee te smokkelen en hoewel de boeien hem danig belemmeren bij zijn arbeid, ziet hij kans een stukje hout uit het niet al te kostbare meubilair van de cel te snijden. En daaraan kerft en kerft hij tot het een sleuteltje is geworden, waarmee hij zijn boeien kan losmaken.
Nog voor de Mei-maand is voorbij gegaan zal de poging gewaagd worden, in de nacht van de Tweede Pinksterdag, van 29 op 30 Mei, zal het gaan gebeuren. Een dozijn KP-ers, grotendeels dezelfde als bij de Koepelkraak ( alleen de Utrechtse ploeg is ditmaal vervangen door vijf man uit de Betuwe, onder aanvoering van Joh. van Zanten) staat aangetreden om in de sterheldere nacht erop uit te trekken. Het plan is zich tussen 1 en 2 uur toegang tot de gevangenis te verschaffen en daar tot 4 uur, wanneer de spertijd eindigt, te vertoeven. Dan zullen alle politieke gevangenen, welke er voor in aanmerking komen, is vrijheid worden gesteld.
Maar zover is het nog niet. De ene groep vertrekt van de schilderijenhandel van de familie D. in de Broerestraat, waar de vervalsers van de Persoonsbewijzen (PBS) hun werkadres hebben. Doch die zijn met de Pinksterdagen naar elders vertrokken en Nico heeft onmiddellijk de hand op dit adres gelegd om als uitgangspunt voor de ene groep van de KP dienst te doen.
De tweede groep vertrekt, met medeneming van enkele ladders, van het huis van "Tante Spiek". Ze heeft er nog wat oude kledingstukken bij moeten leveren om aan de bovenzijde om de staanders te wikkelen, zodat ze geruisloos tegen een muur gezet kunnen worden. Later bemerkt Tante Spiek tot haar schrik, dat ze haar wasmerk met de initialen nog in één van de geluiddempers heeft laten zitten, doch dat speelt verder gelukkig geen rol.
Beide groepen zullen langs verschillende wegen tot de binnenplaats trachten door te dringen. Naast het Gerechtsgebouw aan de Grote Marktzijde is een gang, welke met een hoog ijzeren hek is afgesloten. Uit deze gang kan men op een plat komen, dat aan de binnenplaats grenst. Daar zal de Twentse ploeg zich posteren. Joop uit Apeldoorn en de Betuwse groep nemen een gangetje, dat van de Eusebiusbinnensingel achter de huizen om loopt, vanwaar ze met behulp van een paar ladders eveneens tot de binnenplaats zullen kunnen komen.
Is de bewaker aan de zijde van het Gerechtshof, dan zullen de jongens van Joop en van Zanten zich op de binnenplaats laten zakken en de bewaker overmeesteren, is de bewaker aan de andere zijde, dan zullen de Twentse jongens die taak op zich nemen. Jelt zal met Johannes, Geert en Harry meegaan om te zien hoe de eerste toebereidselen zullen slagen. Het hek aan de Grote Markt is geen zware hindernis. Donker en dreigend ligt de smalle steeg voor hen. Doch daarboven welft zich wolkenloos de sterrenhemel. Ze maken geen gerucht. Sluipen voort langs de muren, werken zich omhoog naar het platje, houden zich zoveel mogelijk in de schaduw en bespieden de binnenplaats, die flauw verlicht is door de sterren.
Als Jelt hen veilig op hun uitkijkpost weet, gaat hij naar de andere groep om te zien, of daar alles in orde is. Ze staan juist met de ladder klaar om hun klimpartij aan te vangen. Samen met Joop gaat Jelt dan poolshoogte nemen bij de muur, die ruim een halve meter uitsteekt boven de dakgoot van de huizen aan deze zijde. Roerloos liggen ze daar en staren in de zware slagschaduwen, welke de sombere gebouwen over de binnenplaats werpen.
Maar er is geen voetstap en geen gerucht. Alles is beangstigend stil. Voor van deze zijde tot de aanval overgegaan wordt, wil Jelt weten hoe de waarnemingen van de Twentse ploeg zijn. Opnieuw aanvaardt hij de tocht om het dreigende gebouwencomplex. Voorzichtig, nu en dan luisterend. Klinken daar voetstappen?...... Ja, zware met ijzer beslagen schoenen stampen op het plaveisel. Jelt duikt onder een heg. Twee Moffen lopen er rakelings langs. Als ze voorbij zijn, zet hij zijn tocht voort.
Jelt wacht vol ongeduld op het resultaat van Johannes' en Geert's speurtocht. Johannes schuifelt na enige tijd voorzichtig terug en deelt fluisterend mede, dat de bewaker zich blijkbaar vlak onder de plaats waar zij zich bevinden ophoudt, zodat het wellicht beter is, wanneer de jongens van de andere zijde trachten binnen te dringen. Jelt verdwijnt dan weer door het gangetje, neemt opnieuw het hek en sluipt dicht onder het Gerechtsgebouw en de huizen aan het Eusebiusplein naar het gangetje aan de Eusebiusbinnensingel, waarin Joop uit Apeldoorn en de Betuwse ploeg verdwenen zijn.
Ze hebben de twee ladders met zich meegevoerd en wachten om te kunnen afdalen op de binnenplaats, zodra zulks nodig mocht blijken. Als Jelt komt en de situatie uitlegt, kruipen Joop en Jelt in de dakgoot van de huizenrij, welke tegen de muur van de binnenplaats is gebouwd. De binnenplaats ligt leeg en verlaten voor hen. Dan moet van hieruit de toegang maar geforceerd worden. Als ze de tweede ladder hier laten zakken, kunnen ze waarschijnlijk de binnenplaats wel bereiken.
Geruisloos zakt de ladder, welke de verbinding met de binnenplaats tot stand moet brengen omlaag. Jammer, de ladder is iets te kort. Jelt bindt er een touw aan, om hem aldus behoorlijk op de grond te kunnen plaatsen. Het gespannen touw nijpt smartelijk in de hand. Nog is de grond niet bereikt. Het touw hangt nu nog maar aan één van zijn vingers. En nog ..... Dieper buigt hij zich over de muur. Dan komt plotseling uit de schaduw een bewaker naar voren, die enkele meters naar voren loopt, in de richting van de muur kijkt en ...... weer blijft staan.
Doodstil wachten de beide figuren op de muur. De ogen van Joop en Jelt blijven strak op hem gericht. Wat zal hij doen? Het kan haast niet anders, of hij moet de ladder en de mannen, die daar over de muur gebogen hangen, zien. Jelt tracht nog met de uiterste krachtsinspanning de ladder te houden...... Dat het nu toch ook zo helder is! Hij moet de arm zover mogelijk naar voren strekken, want de hangende ladder gaat draaien. Als hij de muur raakt, zal de bewaker het zeker horen en is alles verloren.
Die ogenblikken zijn vol van pijnigende onzekerheid. Of er geen eind aan zal komen. Verwarde gedachten vliegen door Jelt's hoofd, hij bidt God vurig hem te willen bijstaan. Lang zal hij het niet meer kunnen houden. Dan zal hij de ladder moeten laten schieten. Daar stevent de bewaker al regelrecht op de ladder af. Jelt laat het touw glippen, roept "Handen omhoog, of ik schiet", maar de politieman is reeds op alles voorbereid. Het antwoord giert rakelings langs Jelt heen. Twee scherpe knallen rijten de nachtstilte vaneen. De waker heeft het vuur geopend.
Jelt en Joop duiken in de dakgoot achter de muur en het pistool van Jelt geeft het antwoord waarom de man beneden vraagt. Hij heeft echter al dekking gezocht achter de hoek van het gebouw. Jammer, jammer. Nu is de kans verkeken. Er is niemand gewond, doch dit luidruchtig voorspel moet tevens het slotaccoord zijn voor vandaag. Weldra zal de bewaking, de SD gealarmeerd zijn.
De terugtocht moet aanvaard. En snel! De gevangene, die op bevrijding wacht, hoort het vuren. Hij heeft niet geslapen. Vannacht immers zullen ze komen. Hij heeft z'n boeien reeds losgemaakt. Doch nu hij de schoten hoort, weet hij, dat alles uit is. Misschien vallen er thans jongens voor hem, of worden straks gegrepen en hier binnengebracht. Straks sluit hij zelf weer de gehate boeien met hun ijzeren greep om zijn polsen. En het is of hij het slot van de celdeur voorgoed achter zich dichtmaakt!
Op de Rijnbrug, een 150 meter verdere maken Duitse schildwachten brullend alarm, zoals alleen zij dat vermogen. ,,Feuer, Feuer". De een na de ander duikt van het plat omlaag. Ook Johannes, Geert en Harry hebben het schieten gehoord. Weg, voor de terugtocht onmogelijk wordt. De sokken erin. Daar is het hek. Langs de spijlen trekken ze zich omhoog. Geert en Harry staan al op de Grote Markt, doch Johannes uit Twenthe raakt boven op de scherpe ijzeren punten met zijn jas vast. Hulpeloos zit hij daar boven op het hek, de benen gekneld tussen de spijlen.
't Is eigenlijk lachwekkend, zoals zijn silhouet daar, als een enorme vleermuis tegen de lichte nachthemel fladdert. Maar er is geen tijd om te lachen nu. Het is een wedloop met de dood. Harry en Geert missen hun makker, zien zijn benarde positie en komen terug om hem te verlossen. Johannes bevrijdt z'n benen uit de stalen greep en springt. Geluidloos rennen de schimmen verder door Arnhem's straten. Ze glijden van de ene huizenschaduw in de andere, gluren bij een hoek omzichtig of alles wel veilig is. Ze kennen de weg in Arnhem niet te best.
Maar in de eerste plaats willen ze weten hoe het met de anderen is afgelopen. Of ze wellicht hun hulp nodig hebben. Wat is dat? Daar naderen nog twee schimmen, die op dezelfde wijze hun weg zoeken. Weggedrukt tegen een muur wachten ze. Aarzelend naderen de anderen. Dan zien ze plotseling, dat het Jelt en Joop zijn. Samen beraadslagen ze even wat ze verder zullen doen. En ze komen tot het besluit, dat het 't beste is als de Twentenaren maar zo spoedig mogelijk met hun auto Arnhem verlaten.
Jelt en Joop, die de weg in Arnhem goed kennen, gaan, de pistolen in de vuist, voorop, daarachter volgen de anderen. Zo gaan ze door de nauwe straatjes van de Arnhemse binnenstad naar de Veemarkt, waar de auto van de Twentse KP staat. Nico heeft zich daar ergens in de huizenschaduw geposteerd, want hij wil weten hoe de zaak afloopt. Als de geheimzinnige groep aan komt, horen ze, dat er ergens in de schaduw wat voetengeschuivel is en wederom wordt er beraadslaagd wat ze zullen doen. Ze vermoeden onraad, maar zullen hun kans wagen.
De Twentenaren zullen in de auto springen en wegrijden en de beide anderen zullen de aftocht dekken voor het geval er inderdaad uit de schaduw belagers naar voren mochten springen. Eén keer weigert de motor aan te slaan doch de tweede maal is het raak. Jelt en Joop staan gereed om te vuren als er iets mocht gebeuren. Doch het blijft stil. Gelukkig. Er schijnt geen onraad te zijn. Dan gaan beiden weer door de nacht naar hun slaapadressen.
En ook de man, die in de schaduw met zijn voeten schuifelde, maar niet tevoorschijn durfde komen, omdat hij vreesde dat er iets niet in orde was, zoekt de weg terug. Het is Nico. Dan zijn de Betuwse jongens de Schipbrug al weer over, op weg naar huis. De Schipbrug? Staat daar dan geen politiepost? Neen, toevallig niet , omdat er een afspraak is gemaakt met de "goeie" Hollandse Hermandad, de brug die nacht voor de bevrijden open te houden.
De bevrijden - helaas! Er is niemand bevrijd en de KP-ers zelf mogen God danken, als ze er vannacht goed afkomen. De volgende morgen dragen enkele politiemannen een paar ladders door de Koningstraat. Er hangen nog wat oude kledingstukken aan de staanders. Dat zijn de spullen van Tante Spiek, maar dat weet de politie gelukkig niet. Vaandeldragers van de mislukking!
Wordt vervolgd
5.
In hun Plymouth razen de Twentenaren Arnhem uit. Op de straatweg naar Zutfen bij het S.S.-kamp Avegoor, een zwaaiende, rode lamp. Stopsein. Groene politie. Geert zet de remmen aan, banden schuren over het plaveisel ten bewijze, dat hij aan het stopbevel gevolg geeft. Vlakbij gekomen, poot hij zijn voet plotseling op hert gaspedaal, zodat de wagen met een vervaarlijke sprong voorbijschiet. Dan - met gedoofde lichten in vliegende vaart voort! Schoten knallen achter hen. Lichten flitsen aan - een boom. ! Zjiet... rakelings. En nog brullen de kerels van het lachen, omdat ze plotseling Johannes weer voor zich zien, zoals hij hulpeloos tussen de spijlen van het hek gevangen zat. Reactie van ontspannen zenuwen.
Bij Voorst draaien ze een weg van het landgoed "De Beele" op, en besluiten hier de morgen af te wachten, rustend in de auto, want ze vrezen terecht, dat de brugwacht bij Deventer gealarmeerd is. Ze dommelen de enkele uren van de korte Meinacht door. De prille ochtend hier is schoon en de vogels zingen in het hout en zingen maar, nimmer zingensmoe. Welk een réveille voor deze soldaten! De heren tappen water uit de radiator, gaan zich scheren en opknappen om er wat civieler, althans minder verdacht uit te zien.
Wanneer ze dan op het punt staan te vertrekken, komt er iemand aanwandelen. Blijkbaar een boer, op weg naar het land om te gaan melken.
"Goeie morgen".
"Ook goeie morgen".
"Bent jullie onderduikers?"
"Als we dat nu eens wel waren….."
"Dan zou ik je raje, d'r as de bliksem vandeur te gaan, want het zit hier vol moffen en de commandant leupt al deur het bos".
"Bedankt".
Motor aan. Daar gaan ze. Nog geen honderd meter verder een grote bouvier, een fiets met een mof er op. Dat moet dus de "kommandant" zijn. Hij wordt althans agressief, actief, zet zijn fiets weg, springt vóór de auto. ,,Wat doen jullie hier? Papieren!'' Mijnheer is leider van het "Kinderheim", Verwalter en van de Kriminalpolizei. Komt meer voor, maar meestal is dit soort jonger. Herr Singenstreu echter kan wel zestig zijn.
Terwijl Geert de motor aanhoudt, besluiten de inzittenden, na mompelend overleg, dat er niets anders opzit, dan die ouwe baas in te laden. Harry zegt: ,,Ik zal hem de papieren wel laten zien, stapt resoluut uit, houdt hem de revolver onder de neus en verzoekt hem in te stappen. Als dit niet vlot gaat, of liever ernstig stagneert, ter oorzake van 's mans begrijpelijke onwil, port Harry hem het kanon tussen de zoveelste en zoveelste rib.
Maar dan blijkt Singenstreu niet bang te zijn want, hoewel hij ongewapend is, grijpt hij Harry's revolver vast, die hij pas loslaat, als Harry het wapen afschiet, zonder evenwel iemand te kwetsen. Daarmee is het ernst geworden, want een schot in het ochtendstille park, dat is alarm. Johannes vuurt uit de wagen op 's mans benen, om er een eind aan te maken. Een schreeuw --- Singenstreu strompelt brullend weg. Hij is in het been geraakt. Maar nog een ander hinkt; en wel naar de auto. Dat is Harry----- Johannes' kogel heeft- hoe dan ook - een grillig baantje gemaakt, van vijand naar vriend. Harry bloedt uit het dijbeen als hij de wagen in geholpen wordt.
Geert wil een eind aan het gebrul maken, dat mogelijk andere moffen kan alarmeren. Hij richt op 15 meter afstand zijn pistool. Singenstreu ziet het, grijpt in radeloze angst een tak van een struik en houdt deze voor zijn gezicht, als zoekt hij dekking. Geert vuurt en roept tegelijkertijd "jent". Singenstreu slaat neer in het zand. Dood. De hond jankt bij het lijk. Ja, daar ligt hij nou, Singenstreu. Das hat man ihm auch nicht an seiner Wiege gesungen-----
Voort nu, voor de ontdekking tot achtervolging leidt. De wagen giert de oprijlaan uit, maar tegelijkertijd begint hij te zwieberen of hij ook aangeschoten is. Eén van de banden is lek. Repen rode binnenband wapperen uit het zieke wiel. Voort! Voort! Tot de motor raast en kookt, en het niet langer kan bijsloffen en afslaat! Geert heeft hem nog op een zijweggetje kunnen zetten. Maar de wagen kan daar niet blijven staan. Het zal niet lang meer duren of de telex-apparaten zullen hun opsporing verzoeken, overval-auto's zullen langs de wegen razen. De wagen moet onderdak en Harry moet geholpen. Doch het is de vraag of de motor nog weer bruikbaar zal blijken.
Er is maar één remedie. Maar het is een waagstuk. Water erover. Johannes sleept water aan in een verroeste nachtspiegel - waar heeft hij die georganiseerd? Als hij er mee bij de wagen komt, aarzelen ze toch even voor ze het besluit durven nemen. 't Kan haast niet goedgaan. 't Ding zal van de plotselinge afkoeling uiteen barsten. Maar lang hier blijven staan is nog erger. Moeten ze zonder de wagen verder, dan is het ook niet zo erg als de motor barst. ,,Gooi maar over", zegt Geert. Johannes plenst het water over het gloeiend metaal, waar het sissend verdampt. Gelukkig, er gebeurt niets bijzonders. De hoop herleeft. Johannes sleept water aan voor een tweede, een derde douche.
Geert stapt naar de grote weg en klampt de eerste de beste voorbijganger aan. Hij plaatst z'n robuste gestalte voor hem op de weg, kijkt hem met zijn doordringende blik aan en zegt: ,,Ben jij Nederlander, ja of nee? Ben je het niet, wind er geen doekjes om, anders komt je dat duur te staan". De man is wel wat van streek, maar stamelt, dat hij op en top Nederlander is. "Prachtig", zegt Geert. ,,Wij proberen een klein beetje onze plicht te doen, doe jij nu ook een klein beetje, stuur zo gauw mogelijk een vertrouwde dokter, want we zitten hier met een doodzieke onderduiker. En wijs ons een plaats, waar we de auto zolang kunnen opbergen."
De man wijst hun een schuur, waar ze de wagen in kunnen rijden. Doch nu komt het erop aan. Zal de motor nog weer willen draaien? 't Is haast niet aan te nemen. To uiterste spanning wachten ze of de motor wil aanslaan, als Geert start. Hij moet het enkele malen herhalen. Als Geert dan opnieuw het gaspedaal indrukt, begint de motor zachtjes te reutelen. Het wonder gebeurt. Ze kunnen wel dansen van plezier. Alleen Harry niet, die ligt al die tijd maar achter in de wagen te krimpen van de pijn.
Geert en Johannes gaan even op de grote weg kijken of de dokter nog niet komt. Ze staan in de zijweg een sigaret te roken, als ze de overvalwagens zien voorbij stormen. De dokter komt en onderzoekt Harry. Het onderzoek heeft een bevredigend resultaat. De kogel zit in het been, wat uiteraard zeer pijnlijk is, doch levensgevaar is er niet. En als de eerste hulp verleend is, behoeft er geen bezwaar te zijn om de reis voort te zetten. Johannes en Geert hebben nu de gelegenheid een reservewiel op te zetten ter vervanging van de aan flarden gereden band.
Waarheen? Naar Apeldoorn maar, naar Harry's zuster, want die jongen moet zo spoedig mogelijk ergens geborgen worden. Voort gaat het, biddend dat ze niet zullen worden aangehouden - met een gewonde in de wagen. Een paar honderd meter voor het kruispunt Zutfenschestraat- Deventerweg slaan ze rechtsaf, naar het gastvrije dak. Dat is een bestiering, want op het kruispunt staat een controlepost met opgestelde mitrailleur, waar ze niet makkelijk gepasseerd zouden zijn ..... .
Tegenover Harry's zuster rijden ze pardoes de garage van een brandstoffenhandelaar binnen. wie de schrik in de benen slaat als hij de luxewagen ziet aanstormen. Wat kan het anders zijn dan S.D.? Hij is spoedig uit de droom geholpen. Geert tilt Harry als een klein kind uit de wagen, hoewel deze niet direct tot de licht-gewichten behoort en draagt hem naar het huis, waar hij voorlopig veilig zal zijn. De auto wordt bij een boer ondergebracht, doch later op het kruispunt "De Kar" in een gesloten trailer-veewagen van de Nederlandse Arbeidsdienst gereden en naar Borculo vervoerd.
Harry wordt spoedig door een dokter behandeld, maar is er enige weken mooi mee. Er is belangstelling genoeg, ook van de S.D., die hevig naar een "gewonde" in Apeldoorn speurt, want die heren hebben bloed geroken, en Singenstreu's bloed moet gewroken. Ze lopen de doktoren van het Veluwestadje af, die natuurlijk van niets weten. Dan maar een paar geneesheren wegslepen als gijzelaar naar Arnhem, naar het Huis van Bewaring. Daar zucht nog altijd Z. in zijn cel.
Harry wordt kostelijk verpleegd in Apeldoorn, maar kan er uiteindelijk niet blijven. Er wordt gepraat over de aanwezigheid van een aangeschoten terrorist, en op een keer weet het dienstmeisje te vertellen, dat de kinderen op straat er al van spreken. Dan zoekt Johannes onmiddellijk contact met de L.O. in Enschede. Er moet een auto komen om Harry te vervoeren. Johannes en Geert zullen hun strijdmakker op die gevaarvolle reis vergezellen. En de auto komt. Dezelfde dag nog. Met grote letters staat er op: "Coöperatie tot steun in de strijd, Enschede". Ja, die Enschedeërs varen ditmaal niet onder valse vlag.
Maar dat betekent nog niet, dat de inzittenden gevolg zullen geven aan alle hun gegeven bevelen. Op weg naar Apeldoorn worden ze bij de politie-opleidingschool aangehouden. Ze gooien er echter een schepje bovenop en staan even later tegenover het huis, waar Harry ligt. Maar dan is er al een patrouille van de opleidingschool uitgestuurd om de wagen van de Coöperatie te zoeken. Er moet snel gehandeld worden. En ze durven Harry niet maar zo in de auto te sjouwen, want overal loeren S.D. en S.S. Dan moet hij er maar met divan en al in. Het divankleed gaat over het hele geval heen, er worden een paar kussens bijgestopt om de zaak wat op te vullen en dan schommelen ze met het meubelstuk de trap af en de straat over. Onder het kleed klinkt nu en dan een klagelijk steunen, want de kogel zit Harry nog altijd in het been.
't Is acht uur, doch Johannes, die mee zal rijden, is nog altijd niet aanwezig, maar er kan niet langer gewacht worden, want voor tien uur, wanneer de spertijd ingaat, moeten ze op hun bestemming zijn. De divan staat op zijn plaats. Geert kruipt erbij en dan wordt er een lading vlas voor gestouwd. Nog geen Johannes? Starten maar. Als Johannes met Joop even later de straat inkomen, kunnen ze nog juist de auto zien verdwijnen. Dan huilt die stoutmoedige Johannes als een kind, omdat hij er niet bij kan zijn als het erom gaat zijn vriend te beschermen.
De inzittenden van de wagen besluiten vanwege de controle op de heenweg niet meer over Zutfen, doch over Deventer te rijden. Op de hoek van de Osseveldweg staat echter een dertigtal S.S.-ers en Landwacht te controleren. Vrijwel elke wagen wordt aangehouden en gecontroleerd, doch juist de hunne niet. Als ze van Deventer uit Markelo binnenrijden, voert hun weg langs het gemeentehuis, waar tevens een distributiekantoor gevestigd is. Even ervoor is een diepe geul in de weg, waardoor het water van de ene kant van de weg naar de andere loopt. Daar moeten ze even heel langzaam rijden.
Het gevolg is, dat de negen Landwachters, die het D.K. bewaken moeten, argwaan krijgen en met het geweer in de aanslag naar buiten rennen, blijkbaar in de veronderstelling, dat er een distributie-overval op komst is. De "Coöperatie tot steun in de strijd" heeft voor vandaag echter andere bedoelingen en snelt verder in de richting Enschede. Om vijf minuten over tien hoort "Moeke" van de "Hölterhof". waar Harry verder verpleegd zal worden de auto komen en onder de uitroep: "Och mien Harry, mien Harry" omhelst ze hem even later.
De dader stáát op het kerkhof
De Zaterdag na de schietpartij wandelen Johannes en Geert alweer door Arnhem, of ze er horen, en dit laatste is ook zo, want ze houden niet van half werk. Z. moet er uit, als het maar even in hun vermogen ligt. Daar nadert iets plechtigs. Een dode wordt uitgedragen - met Duitse militaire eer. Johannes en Geert volgen de stoet naar het kerkhof, zijn getuige van de tweemanschap der bezettingsmacht: Seyss Inquart en Rauter, omgeven van hun lijfwachten en adjudanten. Hitler distancieert op alle fronten en in die Schweinhundische Gau Holland worden brave Duitsers vermoord, zoals deze Verwalter Singenstreu. Kransen worden eerbiedig neergelegd, er is er één bij van de Führer. Rauter treedt naar voren en spreekt. Hij zegt onder meer, dat Singenstreu uit een hinderlaag verraderlijk neergeschoten is.
Geert weet, dat het even anders toegegaan is, ook Johannes kan er als getuige over oordelen. Uit een hinderlaag was het niet. Ware het nodig geweest, in dienst van de zaak, waarvoor ze dag en nacht het leven inzetten, ze zouden het ook uit een hinderlaag gedaan hebben. Maar uit welke mond klinkt hier: verraderlijk? En dat in tegenwoordigheid van die Oostenrijker! Als de plechtigheid geëindigd is gaan ze met hun tweeën heen, stram (voor zover die ene dan stram kan gaan), verbeten en dorstend naar wraak op onschuldigen. Ook het andere tweemanschap verlaat de dodenakker, dorstend naar de gerechtigheid, die nadert, nadert iedere dag.
Wordt vervolgd
VI
Er is echter nog ander werk te doen in Arnhem, dan gesneuvelde Duitsers naar hun laatste rustplaats brengen. Er wachten goede vaderlanders op hun bevrijding. Na de eerste mislukking hebben Jelt en Joop uren lang gesproken over de kansen, welke een nieuwe poging zou bieden. Ze komen tot de slotsom, dat het noodzakelijk zal zijn één der op de binnenplaats surveillerende politiemannen in vertrouwen te nemen. Daarmede zal het punt van de voorgaande mislukking omzeild zijn.
Een vertrouwde politierelatie wordt in de arm genomen en deze komt al dra met het adres van één der surveillanten, die naar zijn mening wel zal willen meewerken. Daarom zijn de Twentenaren weer naar Arnhem gekomen, want Jelt heeft ze telefonisch laten waarschuwen. En samen met Johannes stapt hij naar het huis van de politieman. Die goeie agent is een verfoeide Schalkhaarder. Daarin moet u berusten, lezer, gij, die wel eens een preek beluisterd zult hebben over de vraag of uit Nazareth iets goeds kan voortkomen. Welnu, uit het verachte Schalkhaar kwam ten minste deze "goeie" voort. Ze kunnen nu open kaart spelen. De Schalkhaarder mag zelfs weten, dat hij "'de Koepelaarders" voor zich heeft, geen kinderen-in-het-vak, dat zal hij moeten toegeven.
Het is een hele stap voor een plichtsgetrouw politieman. En aanvankelijk schrikt hij dan ook danig van het voorstel, maar uiteindelijk geeft hij toe. Hij wil meedoen en daarna "verdwijnen". Nog deze nacht tussen twaalf en één zal hij op de binnenplaats de wacht waarnemen en de K.P.-ers toegang verschaffen. Wanneer dan de wacht wordt afgelost zullen ze het Huis van Bewaring binnendringen. De mooie ladders zijn echter foetsie, gevallen bij de muur van oneer, maar er zijn reeds een paar nieuwe in de maak. Een spoedbestelling, door één der medewerkers van Nico, had onmiddellijk succes. Waar hebben L.O. en K.P. hun contacten niet? Onder timmerlieden zowel als onder politie-inspecteurs. En die nacht staan ze weer bereid, ongeveer dezelfde ploeg mannen, zonder Harry dan, voor wie Giel invalt.
De Betuwse ploeg is nu weer vervangen door de jongens uit 't Sticht, waarbij ook Arnold ( de latere Frank) en Grote Kees zijn. Ditmaal hebben ze niet de trein genomen, doch zijn met de vrachtauto van Grote Kees gekomen, die straks dienst zal moeten doen om de bevrijde vrouwelijke gevangenen naar veiliger oorden over te brengen.
In een rustige kamer bij een L.0.-medewerker in de Koningstraat wordt een korte bespreking gehouden, plannen uitgewerkt en instructies gegeven. Jelt fietst af en aan voor informaties, welke nog noodzakelijk zijn voor men op pad kan gaan. Stuk voor stuk zijn ze overtuigd van de hachelijkheid van deze onderneming. De vijand is gewaarschuwd door de vorige mislukte poging. De achtergelaten ladder en de gehavende muur, waarop de bewaker zijn revolver leeg schoot, waren onweerlegbare bewijzen. En zijn extra veiligheidsmaatregelen genomen in de gevangenis. Het zal een zware opgave worden.
Maar er is geen "terug" voor deze kerels. Ze zijn bezeten van de wil, deze strijd te winnen. Het hart bonst hen wel eens in de keel, hun handen trillen wel eens, maar ze bijten de tanden op één, kijken elkaar eens aan en denken aan de folteringen, waaraan de weerloze gevangenen bloot staan. Dat jaagt hen het bloed naar de slapen van woede. Maar, dat het geen machteloze woede is, zullen ze tonen. Zal dan deze nacht het geluk zijn met hen en degenen, die op bevrijding wachten? Alleen God weet het.
De berichten zijn gunstig. De Schalkhaarder staat op wacht; heeft zich niet bedacht. Er wordt tot de aanval besloten. Johannes en Geert, ook nu niet van elkaar te scheiden, gaan met Frits en Duitse Hans als de stoottroep de nacht in, om het terrein te verkennen. Zijn er geen onaangename verrassingen, dan zal Frits terugkomen om de overigen te waarschuwen. Grote Kees zal met zijn wagen bij de Rijnkade wachten, doch zo, dat het van de brug af niet opvalt, want op die brug staat het Duitse gevaar. Door de stille nacht schuifelt de patrouille door Arnhems straten, klimt over de nodige hindernissen en ligt tenslotte op het platte dak naast het Gerechtshof, waar een vorig maal de kink in de kabel kwam. Hun harten kloppen tegen het mastiek van de dakbedekking, als ze er onhoorbaar langs schuivelen.
Achter hen ligt de slapende stad, de veilige wereld, welke ze vaarwel hebben gezegd, voor hen de genadeloze muren, sterk en wreed en boven hen de eindeloze hemelkoepel. Gulzig ademen ze de sterke geuren van de nacht in. Nooit ben je zo sterk aan het leven gebonden dan in de ogenblikken, waarin je weet, dat het voor 't laatst kan zijn, dat je in vrijheid dat alles mag zien en ervaren. Je zou willen kreunen van mateloos verlangen naar alles wat je misschien voorgoed achter je laat. Maar in je wint altijd de wil om door te gaan. Je leeft intenser dan ooit. Je leven stormt aan je voorbij, fel getekend in wat er goed was en verkeerd.
Met het naderen van de voetstappen knapt dat alles in je af, richt heel je bewustzijn zich krampachtig op het nu. Voetstappen op de binnenplaats. Het is de Schalkhaarder. Hij geeft het afgesproken teken en dan is Frits er als de pinken bij om de anderen te gaan waarschuwen, die alles in gereedheid hebben om de grote slag te slaan. Als allen aanwezig zijn, gaat de Stoottroep voort . . Nog een paar kleine hindernissen en dan staan ze in een donkere hoek op de bewaker te wachten. Als hij rustig komt aanstappen, grijpt Johannes hem om het middel en fluistert: ,,Hier zijn we".
Doch dan komt de grote teleurstelling. De bewaking is verscherpt. Het aanvankelijke plan, dat Johannes, na de Schalkhaarder chloroform toegediend te hebben, in diens uniform zich zou laten aflossen en op deze wijze van de binnenplaats af het Huis zou kunnen binnendringen, kan niet doorgaan, omdat er een extra-post gekomen is tussen de deuren, welke Johannes zou moeten passeren. Een gloednieuwe maatregel, waarvan de surveillant pas bij het ingaan van de wacht kennis kreeg.
Ze verbijten hun spijt. 0, als je klaar bent om alles te geven. Als je hele zijn zich gericht heeft op het bereiken van dat ene grote doel en de draad knapt af, nog voor je tot daden hebt kunnen komen, dan is het of je zenuwen ergens afscheuren. Je benen worden zwaar, of je bier gedronken hebt en in je armen hangt de verlamming. Want je weet niet of er nog een nieuwe kans zal komen. Misschien was het de laatste.
Zwijgend en teleurgesteld gaan ze heen. Ze hebben het beloofde land gezien, doch het niet mogen binnentreden. De Schalkhaarder maakt, om argwaan bij zijn collega die binnen dienst doet, te voorkomen, door het geopende raam, een wat luidruchtig praatje met deze over het weer. Voor de tweede maal blazen ze de aftocht zonder succes. Het hek over, de ladders mee, de nacht in verspreiden over de adressen.
En de man van 't Hemeldal, wederom door Joop gewaarschuwd, zich gereed te houden, wacht en bidt en luistert naar de stilte, de zware, wrede stilte. Tot hij weet en berust. Mislukt -voor de tweede keer. De moedeloosheid dreigt haar verlammende hand over onze K.P.-ers te laten vallen. Ze hebben nu alles geprobeerd. Kan er dan geen weg meer gevonden worden? Zijn ze dan uiteindelijk even onmachtig als al die mensen, die alleen maar medelijdend kunnen kijken als er weer één in handen van de barbaren valt? Waarom zorgt "de overkant" niet voor wat zware wapens, die een groots opgezette operatie mogelijk maken? En dan te weten, dat de verhoren van Z. steeds zwaarder worden.
Dan klemmen ze wanhopig de kaken op elkaar. Er moet toch een mogelijkheid zijn. De nachten zijn zwoel en benauwend. De slaap onrustig en zonder verkwikking. Ook Joop is uit zijn doen, niet alleen om de pech met het werk, maar omdat hij geen andere mogelijkheden meer ontdekken kan. Z. is een verloren man, daar komt het op neer. Dan is er nog iets anders, wat hem hindert. Hij ergert zich gruwelijk als hij in enkele cellen hoort, hoe een bewaker zich verrijkt ten koste van de familie der gevangenen: die mijnheer is namelijk zo "moedig" om pakjes met levensmiddelen bij de familie af te halen en die aan de gestraften te brengen, maar, voor wat, hoort wat, beweert hij. Het risico moet betaald. Hij vraagt en ontvangt voor dit hulpbetoon f 100.- à f 150.- per pakje. De schoft. Aan die afperserij moet een eind komen. Joop spreekt er de directeur over aan. Deze zegt: ,,Gaat U even met mij mee, naar mijn huis". Gangen, deuren - huis. Ze praten samen, doch voor Joop is door dit ongezochte voorval een licht opgegaan. Door het huis naar het Huis! De koninklijke weg! Geen wachten, geen portiers, geen muren, geen hekken! Hij speurt naar de sleutels van de tussendeur, welke van het Huis naar de woning van de directeur leidt. Doch de "Baas" draagt die, mits hij niet uitgaat, altijd zorgvuldig bij zich.
Dat bezwaar is echter niet onoverkomenlijk. Hij mag ze straks zelf aan de mannen van de K.P. overhandigen. Prettig zal hij dat wel niet vinden, want hij is een slappeling, beducht voor zijn baantje, die alle gevangenen, boeven of niet, over één kam scheert en niets wil weten van hulp, op welke wijze dan ook, aan de goede vaderlanders, welke hij bewaken moet. De laatste tijd is hij uit zijn gewone doen. Er broeit iets om de gevangenis. Onlangs is er nog een poging gedaan met ladders over de muur te komen. Het moet wel haast verband houden met de man, die boven zwaar geboeid in z'n cel zit. Zijn cel is tenminste aan een extra-contrôle onderworpen.
*
Nu kan Jelt weer in actie komen. Een splinternieuw plan. Voor de derde keer komen de mannen van de K.P. naar Gelre's hoofdstad. Enthousiast werpen ze zich op het plan. Nieuw vuur blinkt in hun ogen. Dit is de kans. Het moet gelukken. Johannes zal als predikant verkleed zich bij de directeur melden om met hem de geestelijke zorg voor de gevangenen te bespreken. Het mooiste is natuurlijk als er twee van de jongens gelijktijdig naar binnen kunnen komen. Even wordt dan ook overwogen of één der andere K.P.-ers als vrouw verkleed Johannes zal vergezellen, doch men is bang voor ontdekking. Johannes zal alleen gaan.
Doch Geert, Frits en één van diens mensen blijven in de onmiddellijke nabijheid om te kunnen bijspringen, zodra zulks noodzakelijk mocht blijken, want men moet ditmaal wel bijzonder op z'n hoede zijn, daar Jelt de waarschuwing heeft ontvangen, dat enkele ,,duistere figuren" in de buurt van het Huis rondstruinen. Na de beide mislukte pogingen is het niet uitgesloten, dat er stille verklikkers rondwandelen om elke verdachte actie te signaleren.
Zo staan dan in de avond drie K.P.-ers zo onopvallend mogelijk ergens op het voorplein, terwijl Johannes de bel luidt in het huis van de directeur. De zoon opent de deur, niet op een kiertje, maar wagewijd. Lachend ziet hij Johannes aan. De jongens zien het en vragen zich af, waarom de jongeman lacht. Zit daar iets achter? ,,Ik ben dominee Rademaker uit Rotterdam. Zou ik de directeur even kunnen spreken ? ", vraagt Johannes. "Het spijt me. Vader is niet thuis. Misschien kunt U eens terugkomen? ...... "
Juist niet thuis. Dat komt meer voor, o.a. met de hele K.P. Het wil maar niet, het schijnt niet te mogen. Voor de derde maal keren de jongens het Huis de rug toe; het huis, waarin zovelen op hen wachten. Niet het minst de man van 't Hemeldal. Driemaal nu reeds gewaarschuwd, driemaal teleurgesteld. Jelt's mensen zijn er nerveus van en het personeel van het Huis schijnt van de weeromstuit ook al onrustig. Joop rapporteert tenminste allerlei nieuwe veiligheidsmaatregelen en 's avonds verdubbeling der wachten.
Wordt vervolgd
VII
Nico peinst en peinst. De oplossing moet er komen. Hij is veel met Jelt en Joop samen. Zo ook op de avond van de 5de Juni. Hij ontmoet Jelt, als deze op weg is naar het huis van Joop, die juist van zijn dagtaak in het Huis van Bewaring is teruggekeerd. Aan weerskanten van Joop, in een gemakkelijke stoel weggezakt, praten ze over de kansen en mogelijkheden, wikken en wegen, nemen een oud plan weer op, om het even later weer te verwerpen.
Stil eens - wat zegt Nico daar? "Niet meer 's nachts of 's avonds, maar midden op de dag moeten we het proberen!" Dat is zo gek nog niet. Als er met een overval gerekend wordt, dan zullen ze het 's nachts verwachten. En bovendien, zo zegt Joop, is er tussen twaalf en twee het minste personeel. Nico heeft misschien gelijk. Het plan wordt er zelfs door vereenvoudigd - in meer dan één opzicht. Ze behoeven het daglicht niet te schuwen, gelijk eens Herodus. En Jelt kiest er de dag des Heren voor uit, Zondag 11 Juni. Al is de Zondag voor de SD dan geen rustdag, de activiteit is toch altijd iets minder dan gewoonlijk.
* * *
In de woning van één der Arnhemse LO-mensen aan de St. Jansbinnensingel heerst die Zondag een grote bedrijvigheid. Verscheidene jonge mensen met fietsen zijn deze morgen afgestapt voor dit winkelhuis, dat vandaag toch geen kopers ontvangt. Maar dit huis ligt op 8-900 Meter afstand van het Huis van Bewaring. En daarom is het als verzamelpunt voor de deelnemers van de kraak gekozen. De jongens zijn in opperbeste stemming. Ze voelen dit gaat de grote kraak van hun leven worden. Ze hebben ettelijke tegenslagen gehad, maar er is vertrouwen in het uiteindelijke slagen. En nu ze bij daglicht kunnen werken is het alsof de beklemming die er toch altijd is voor een onderneming, minder zwaar weegt.
En de mannen, die de voorbereidingen troffen en de plannen ontwierpen, ook zij zien vandaag de dingen minder somber, dan in de afgelopen dagen wel eens het geval is geweest. Er waren zoveel ogenblikken van nerveuse spanning. Hoe dikwijls leek het niet hopeloos, dachten ze, dat het nooit lukken zou. Maar telkens weer zijn ze hun inzinkingen te boven gekomen als ze hoorden van de steeds zwaarder wordende verhoren van Z., als ze dachten aan het leed van zovele andere gevangenen. En nu staan ze dan klaar om de beslissende slag te slaan.
Ditmaal is ook een meisje onder de deelnemers. Het is de koerierster van Hans Dobbe ( Oom Jan, de KP-leider van het Zuiden). Toen hij van de plannen hoorde om Arnhem te kraken, stelde hij voor, dit tegelijkertijd te doen met een overval op de gevangenis van Maastricht. (Deze is helaas mislukt). Toen bij de laatste mislukte poging in Arnhem ter sprake kwam, dat het wenselijk was gebleken Johannes, die als dominee moest fungeren, een meisje mee te geven, dat niet alleen voor zijn vrouw zou kunnen doorgaan, maar ook actief zou kunnen optreden als dit nodig mocht blijken, zei Hans onmiddellijk: ,,Neem dan Petertje".
Daarom is Petertje uit Nijmegen vandaag in Arnhem. Voorlopig zit ze achter de piano. Haar vingers glijden over de toetsen, ontlokken het instrument de ene melodie na de andere. En de jongens zingen. Dat is goed om de spanning te breken. Want Jelt heeft hen heel in 't kort verteld wat de bedoeling is. 't Zal in hoofdzaak gaan zoals de laatste maal, alleen zijn er nu de voor- en de nadelen van het daglicht. Alles is gereed. Ze wachten op de laatste berichten. En zolang zingen ze.
De posten staan uit. Het Huis wordt geobserveerd. Kijk eens, de directeur gaat kuieren. Lekker weertje. Het zonnetje doet hem goed. Over het Walburgplein drentelt een jong vrouwtje achter een kinderwagen. Toevalligerwijs kiest ze dezelfde weg als de kuierende directeur. Nu en dan praat ze met een man op een fiets. 't Is niet zo toevallig als het lijkt. De man op de fiets is Nico en de vrouw is de vrouw van Jelt. En het is hun taak de gangen van de "baas" van 't Huis na te gaan.
Zolang de directeur niet in zijn huis is, kan de zaak niet doorgaan, want hij alleen kan de toegang tot de kerker openen. Jelt heeft inmiddels al een telefoongesprek gevoerd met het Huis van Bewaring, om na te gaan of de directeur thuis is. Van Joop heeft hij vernomen, dat er deze morgen een vrouwelijke gevangene van buiten Arnhem zou worden losgelaten en nu dient hij zich aan als haar neef, die nog steeds tevergeefs op haar wacht. Dan krijgt hij absolute zekerheid, dat de directeur niet thuis is.
Daar staat Jelt nu. Alles is gereed. Maar als er geen directeur aanwezig is, hangt heel het plan in de lucht. Is hij gedoemd ontwerper van mislukte plannen te zijn ? Ja, zingen jullie maar! Jongens, wat zal dat straks tegenvallen. Nu ineens het plan maar opgeven? Dat kan Jelt niet over z'n hart verkrijgen. Voor alle zekerheid er toch maar even naar toe gaan. Even horen wat Frouk voor rapporten heeft.
Juist als de zangers uit volle borst het "Wilhelmus" hebben ingezet, worden ze gewaarschuwd, dat het tijd is. Maar, komt er als een domper bovenop, de directeur is er niet, dus vermoedelijk geen overval. Voorlopig doet ieder echter wat hem is opgedragen. Bij twee en drie man tegelijk gaan ze naar buiten, om straks langs verschillende wegen bijeen te komen op het Walburgplein voor het Huis van Bewaring.
Nauwelijks is Jelt buiten of in razende vaart komt Nico aanfietsen.
,,Jelt, de directeur is met zijn zoon gaan wandelen." ..... .
Ja, dat weet Jelt al. Als 't niet anders is ...... ,,maar hij wandelt alweer in de richting van zijn huis. Frouk volgt hem op de voet".
Is me dat een opluchting. Als er ooit iemand een pak van 't hart gevallen is, dan nu Jelt wel. Hij zou het wel kunnen uitjubelen. Liefst had hij de Lange bij de schouders gepakt om hem van louter vreugd door elkaar te schudden.
Dat moet later maar eens. Nu snel erop af. Even later fluistert een vrouwtje achter haar kinderwagen op het Walburgplein haar Jelt in het oor: ,,Hij is binnen".
Dan moeten er maar meer naar binnen. En straks nog meer eruit! Het is druk op het plein. De kerk gaat uit. Een goed ogenblik voor een dominee om zich bij de directeur van het Huis te vervoegen ter behartiging van de geestelijke belangen der gevangenen - en tevens voor de KP-ers om zich onopvallend onder de gaande en toevende menigte te begeven en zich verspreid op te stellen.
Ditmaal heeft Ds. Rademaker zijn "vrouw" bij zich: Petertje uit Nijmegen.
Bellen.
Wachten.
Vrouwe Petertje fluistert tot dominee Johannes: ,,Je hebt mijn pistool nog ...... "
Johannes reikt het haar over - laat echter zijn wapen van emotie vallen, raapt het snel op, steekt het net weg, als de directeur, met zijn dienstpet nog op, aan de deur verschijnt. Er zijn tiendeseconden, die beslissend kunnen zijn. Ze beslissen op die Zondag ten gunste van de "zaak".
,,Kunnen we u misschien even spreken?" ...... ,,Ja, dominee Rademaker uit Rotterdam. Dit is mijn vrouw".
,,Komt u binnen, mevrouw, dominee."
De gang. Achter de deur.
,,Ik kom op deze wijze met u praten." Pistool.
Terwijl de directeur in de hall tot Johannes zegt, dat hij het niet fair vindt hem op zo'n wijze te overvallen, heeft Petertje de buitendeur op een kier geopend, ten teken, dat de eerste "bezoekers" verder kunnen komen. Geert en Piet laten niet lang op zich wachten.
Jelt, staat op het plein, neemt z'n hoed af. Weer gaan twee KP-ers naar binnen. Hij zet z'n hoed weer op. En opnieuw volgen twee man hun kameraden. En dat gaat maar door. Er schijnt verband te bestaan tussen die hoed en de deur. En dat is er ook, maar in de drukte met de kerkgangers op het plein, valt zulks gelukkig niemand op.
Johannes heeft inmiddels het gesprek met de directeur in diens huiskamer voortgezet. En dat vlot helaas niet te best. De directeur, diens vrouw, zoon, een oude tante, worden bijeengebracht in de kamer. "Ik heb het gas maar uitgedaan, anders branden uw piepers aan", merkt een gedienstige KP-er op, ter geruststelling van de huisvrouw. Maar het stelt haar allerminst gerust, want het riekt hier allemaal aangebrand. Ontzettend, wat een schandaal. In je eigen huis - vol inbrekers en revolvers. En dat op Zondag, op klaarlichte dag. ,,Nou stelen ze m'n huis ook nog leeg", jammert ze. ,,Hier wordt niet gestolen, alleen maar gekraakt", voegt Johannes haar toe.
En tot de directeur:
,,Vlug wat, Uw sleutels!"
,,Ik heb geen sleutels. Ik heb een vrije dag. De adjunct-directeur heeft ze. Ik ben een goed vaderlander en ik kan U niet helpen en U bedreigt me hier in mijn huis. Alle gevangenen willen jullie er uit halen; jullie wagen mij eraan!"
"Geen gezeur langer!" Het is Geert, met zijn wilde indrukwekkende haardos, die er aan te pas komt, wanneer Johannes' overredingskunst geen indruk op den baas maakt, althans niet het vereiste gevolg heeft. ,,Onmiddellijk de sleutels. We zijn nu driemaal te vergeefs geweest. Dat gebeurt geen vierde keer. U krijgt geen kans de SD te waarschuwen. U krijgt vijf minuten om afscheid van uw vrouw te nemen". Zijn dreigende gestalte vult de deuropening.
Dan gaat mijnheer de directeur ten einde raad naar een kastje, kwakt de sleutels op de vloer. ,,Dáár dan! Ik kan er ook niks meer aan doen. Dan· moeten jullie het maar weten!"
De Kerker gaat uit
Zo kan de zaak doorgaan. Open gaan de deuren tussen de woning en het Huis. Open gaat het hek naar de gang. Open gaat het hek naar de kerker. Ja, de kerker is hun buit. Alle beklemming is van hen afgevallen. Ze snellen voort, het pistool in de vuist. In het voorgebouw is geen bewaking. De telefoons worden bezet.
Nu de bewakers nog. Maar dat gaat van een lijen dakje nu. Bewaker B., een goed vaderlander, die de bovenste ring bewaakt, komt de jongens tegemoet. Bij hem is geen aarzeling of tegenstand: De sleutelbos uit zijn hand ligt reeds onder aan de trap voor de voeten van de jongens. En gewillig laat hij zich overmeesteren. Aan hem zal het niet liggen als de zaak mislukt. Ook de anderen blijken niet van zins tegenstand te bieden. Weldra zijn alle sleutels in andere handen overgegaan.
Z. zit geboeid in zijn cel op de bovenste verdieping. De drukker A. deelt zijn eenzaamheid. Er is nauwelijks nog hoop in zijn hart op het slagen van deze onderneming. Tot drie maal toe heeft hij zich in de nacht klaar gemaakt, zich gekleed, moeizaam z'n boeien losgepeuterd. En even zovele malen heeft hij zelf de klamme greep van de stalen klemmen weer om de polsen gevoeld. Verouderd en vermagerd hebben deze dagen hem.
Nu willen de jongens het op klaarlichte dag proberen. Als zelfs de nacht geen kansen meer biedt, zal dan de dag redding kunnen brengen? Maar de wil om te leven, om vrij te zijn, heeft hem nog niet begeven. Hij zal klaar zijn als het God mocht believen hun pogingen te doen gelukken. Hij wacht, elke vezel gespannen, voor de vierde maal nu. En hij weet, als het nu niet gaat gebeuren, zal er geen kans meer zijn.
Geert vervult zijn taak, rent de trappen op naar boven. De vreugde hamert in z'n kop. Dat je zulke dagen mag beleven. Het is overweldigend. En even later mag hij in het 'grauwe, vale gezicht van de man van 't Hemeldal, dat hij na die enkele weken nauwelijks herkennen zou, de ogen zien oplichten, doorstraald van nieuwe hoop. Als de beide celgenoten klaar zijn hem te volgen, kijkt Geert nog eens rond. ,,Stop", zegt hij. ,,Die handboeien, neem ze mee. Doe ze maar in de zak".
Inmiddels wacht Jelt op het plein voor de tweede maal op zijn jongens. Weer heeft hij Johannes en Geert moeten beloven om onnodig risico te vermijden, niet naar binnen te gaan. 't Valt niet mee, uiterlijk onaandoenlijk en ongeïnteresseerd daar rondlopen, terwijl je brandt van verlangen om er bij te zijn, om je volop in het gebeuren te storten, nu te moeten dobberen tussen hoop en vrees of het zal slagen. Dan klinkt er een knal. Kan die ergens anders vandaan komen dan uit het Huis?
Wordt vervolgd
VIII
Nu vallen alle overwegingen bij hem weg, welke hem hier op het plein zouden kunnen binden. Z'n plaats is binnen. Als er iets mis is, misschien kan zijn onverwachte komst nog redding brengen. Heeft het schot reeds één van zijn jongens gewond, gedood misschien? Of was het nodig een onwillig element tot rede te brengen?
Hij verdwijnt door de deur, waar Koos de wacht houdt. Zijn vrees was ongegrond. De knal was afkomstig van de Rijnkade, waar werklui planken lossen (voor de Wehrmacht natuurlijk). Het glundere gezicht van Koos stelt hem onmiddellijk gerust. Alles verloopt prima. De jongens zijn al tot de cellen doorgedrongen. En de bewakers komen reeds aan op de plaats van bestemming.
Daar is Geert al met de man van 't Hemeldal en diens celgenoot, de drukker A.
,,Jelt, jongen, lukt 't ?", vraagt Z.
Jelt stelt hem gerust, loopt mee naar buiten.
"Dit is mannenwerk", zegt de drukker. En de man van 't Hemeldal valt hem bij: ,,'t Is geweldig!"
Maar Jelt antwoordt: ,,Mannen, dit is Gods werk."
,,Inderdaad", beaamt Z.
In de Schouwburgstraat wachten Nico en Henk voor het verdere transport. Voor Nico is het een ontroerend ogenblik, als hij zijn moeitevolle arbeid beloond ziet, nu zijn oom weer in levenden lijve voor hem staat, nu hij hem zelf verder de vrijheid mag binnenleiden. Ze moeten zich beheersen hier midden op straat, maar hun handdruk en de blik in hun ogen laten zich niet misverstaan.
Doch Nico en Henk hebben er niet op gerekend twee man te moeten vervoeren. Er is maar één extra fiets. Goede raad is duur. Waar krijgen ze zo gauw een tweede fiets te pakken? Dan ziet Henk plotseling zijn broer komen aanfietsen, samen met zijn verloofde. Mooier kan het al niet. Henk wenkt zijn broer en als deze is afgestapt, is een vreemde man, voor de broer goed weet wat er gebeurt, op zijn fiets gestapt en verdwenen.
Zo onopvallend mogelijk, maar toch ook zo snel als ze maar even durven, rijden de vier wielrijders inde richting van de Velperpoort. Even buiten de poort woont een dokter, waar de gevangenen gelegenheid hebben hun kleren wat te fatsoeneren en waar de boeien kunnen achterblijven. Dat is al een hele opluchting. Want zo'n geval in je jaszak vormt toch een wel wat eenzijdige belasting. Omzichtig verlaten ze weer hun eerste pleisterplaats, peddelen nu flink door naar Velp, waar het gastvrij huis van een tweede dokter reeds op hen wacht.
Maar daarmede is de expeditie op het Walburgplein nog lang niet beëindigd. Jelt heeft, nadat hij de beide gevangenen uitgeleide heeft gedaan, opnieuw het Huis van Bewaring betreden. Alle cellen met de rode kaart zijn nu geopend.
Petertje en Joop hebben de vrouwenafdeling voor hun rekening genomen, waar ze alle medewerking hebben van de hoofdbewaakster. Ruim 130 mensen, mannen en vrouwen, kunnen de vrijheid in. Tranen worden geplengd, vreugdetranen. Maar niet door allen, o, lang niet door allen. De meeste ontcelden staan geïnteresseerd deze ongewone kerkdienst gade te slaan en wensen geen gebruik te maken van de kans op vrijheid.
Daar hebben ze hun particuliere redenen voor: vrees weer opgepakt en dan zwaarder gestraft te worden; onverschilligheid, omdat ze maar "lichte gevallen" zijn en derhalve op een lichtere straf rekenen. En zo voort.
Geen gesammel langer, graag of niet. In Rauter's naam, de cellen maar weer in. Als je een muis op het spek bindt, wil ze er niet van vreten.
In één der cellen zit een LO-er uit Winterswijk. Door vuig verraad is hij in handen van de SD gevallen en hij deelt zijn cel met een stempelmaker uit Den Bosch, slachtoffer van datzelfde verraad. De jongeman uit Winterswijk heeft op het politiebureau daar ter plaatse al een poging tot ontvluchting gedaan, doch die is jammerlijk mislukt. Toch zien hij, noch zijn celgenoten de zaken donker in. Ze hebben beiden wel iets op hun geweten, maar de SD weet er de helft niet van en beiden menen, dat ze "niet zo heel zwaar zitten".
De tweede Zondag van Juni. Een snikhete dag. Het moet nu ongeveer half één zijn. Nog even, dan gaat het luikje in de celdeur open en krijgen ze hun dagelijkse voedsel toegeschoven, doch de minuten verstrijken en er is geen hand, die het luikje opent, geen voetstap in de gang zelfs, die de komst van den bewaker aankondigt. Het moet nu bijna kwart voor één zijn en nog...... Ha, daar komt iemand. Een sleutel knarst in het slot. Wat is dat?
Worden ze gehaald?
Dan staat er een heer met beige regenjas en bijpassende hoed in de celdeur en vraagt beleefd of zij politieke gevangenen zijn. Die SD-agent is wel bijzonder vriendelijk, maar toch is hun "ja" uitermate schuchter.
Wat zal hun nu weer boven het hoofd hangen? Als de man dan vervolgt: ,,Stellen jullie prijs op je vrijheid?", is hun verbazing groter dan wanneer ze het in Keulen zouden horen donderen, want dat is in deze oorlog lang geen zeldzaamheid meer. Stel je voor, zo'n vraag als je in de nor zit! Ze behoeven al geen ja meer te zeggen. De heer ziet het wel.
"Trek dan je jas maar aan. Je kunt gaan. Er is een overval gaande.
"
Wim uit Winterswijk laat het zich geen tweemaal zeggen. Achter zijn bevrijder stapt hij de gang op, waar pij overal mensen met pistolen ziet rondsjouwen. Van de eerste verdieping af kan hij zien, hoe het personeel, de directeur niet uitgezonderd, bijeengedreven is, bewaakt door iemand met een knots van een pistool. Links en rechts stromen zijn lotgenoten, al even overdonderd als hij, toe. Een dame reikt allen een enveloppe met een bonkaart en een briefje van tien toe, opdat elk zich voor vandaag kan redden. Dan kijkt Wim om, of zijn celgenoot ook achter hem aankomt, maar hij kan hem niet ontdekken.
Zou hij nog in de cel zijn achtergebleven? Vlug gaat hij terug naar zijn cel en daar vindt hij de stempelmaker met het hoofd in de handen zittend.
"Kerel, kom mee. Het is heus waar. Ze halen ons er uit, de jongens van de Knokploegen."
Maar de oudere man schudt het hoofd.
"Geloof me, Wim. Dat kan nooit goed gaan. Ik ben ouder dan jij. 't Is klaarlichte dag. Als zo meteen al die gevangenen de straat op gaan, moet dat fout lopen, en als ze ons straks weer pakken, zijn we nog veel verder van huis. Je weet, we zitten niet zwaar. Als we straks kunnen aantonen van de gelegenheid geen gebruik te hebben gemaakt, komen we zeker vrij."
Wim aarzelt.
Er zit veel waars in de raad van de oudere man, maar een kans op de vrijheid zo maar laten schieten? Hij moet er even over spreken met de man, die hun cel heeft geopend.
Wat hij ervan denkt?
,,Ja, je moet zelf de keus maken. Het gaat natuurlijk allereerst om de zware gevallen. Als je overtuigd bent, dat je niet zwaar zit, dan blijf je."
En dan nemen Wim en de stempelmaker een besluit, zoals zovele anderen, dat hen later diep berouwt.
Ze blijven.
Vandaag nog in Arnhem, maar straks in Amersfoort, in Neuengamme, in het Vernichtungslager aan de Oostzee.
En elders in het huis zit een andere man uit Winterswijk, doch zijn cel ligt midden tussen die van de gewone misdadigers en niemand komt om een sleutel in het slot van zijn celdeur te steken.
Zo gaat de een de kans voorbij en wijst de ander hem af. Maar 54 mannen en vrouwen, die meer vertrouwen hebben in de vrijheid dan in de barmhartige rechtspraak van de SD worden ordelijk in de gang opgesteld.
Wat is het een vreugde al die van aandoening overmeesterde mensen te zien staan, wat zijn ze de kluts kwijt ook.
En kijk eens naar onze KP-ers. Alle spanning, alle vrees, is van hen afgevallen. Ze kloppen zenuwachtige mensen bemoedigend op de schouder, trachten wat orde te scheppen in de chaos van wachtenden en reiken elk een enveloppe met een levensmiddelenkaart en een bankje van tien uit. (Niet afkomstig van Piek, maar van Uw Winterhulp, en door Nico's goede zorgen, lezer). Drie maal hebben ze die vermaledijde enveloppes voor niets bij zich gestoken. Maar nu kunnen ze 't vrachtje eindelijk kwijt. Geluk ermee. Enthousiast werkend jubelt Petertje tegen Jelt: ,,Het lukt, het lukt."
Een oud moedertje van 66 huilt en schudt elke hand, die ze maar te pakken kan krijgen. Een ander zegt: ,,Schatten bent u, allemaal. Wanneer komt u met z'n allen in Nijmegen koffie bij mij drinken?"
Kleine Koos ontdekt een neef bij de bevrijden. Z'n anders bedeesde gezicht glimt en glundert als nooit tevoren. Joop ziet een vriend onder de wachtenden, schudt hem even de hand. Maar de tijd moet niet nutteloos voorbijgaan. Zijn allen present? Ja, meer dan dat. Een van de bevrijde gevangenen komt naar voren met de mededeling, dat men ook een NSB-er, die wegens diefstal bij de SD gegrepen was, uit zijn cel gehaald heeft.
Johannes vist hem er rap uit en ondanks 's mans bewering, dat hij geen NSB-er is, gaat de celdeur weer voor hem open. ,,Wij zijn hier niet gekomen om NSB-ers te helpen", zijn de laatste woorden, die hij hoort.
Nu netjes opstellen, dan zal Jelt ze vertellen, wat er te doen staat. In groepjes van vier zullen allen worden uitgelaten. Alle Arnhemmers nemen twee niet-Arnhemmers mee. Het is twintig voor twee. Reizigers voor de richting Utrecht kunnen de trein van twee uur nog halen. Naar Nijmegen gaat om tien over twee een trein. De Arnhemmers moeten zorgen voor hen, die vandaag hun plaats van bestemming niet meer kunnen bereiken.
Achter de verheugde KP-ers, met harten overstelpt van dankbaarheid, valt de deur van de directeurswoning dicht. De laatste gevangene moet deze dichtwerpen.
Jelt neemt nog een foto van Johannes, wanneer deze de fiets grijpt en daarmede verdwijnt, juist als de laatste vrouwelijke gevangene en een klein Belgisch meisje, dat eveneens bevrijd werd, hem passeren.
Dan begeeft Jelt zich naar zijn vrouw, die lachend achter haar kinderwagen de uittocht uit het diensthuis heeft gadegeslagen. Samen gaan ze naar Tante Spiek de afloop vertellen. Als deze het resultaat hoort, torpedeert ze in haar vreugde-explosie hen beiden bijna.
Dan gaat het verheugde paar achter de kinderwagen naar hun duikadres in de Koningstraat, waar Jelt op een divan neervalt. Nu de spanning gebroken is, wreekt zich de inspanning der laatste weken. Spoedig hoort hij ·de overvalwagens gieren. Maar 't is kwart over twee, de treinen naar Utrecht en Nijmegen zijn vertrokken. De controle mag beginnen. En er wordt gecontroleerd. Op wegen, in auto's en trams, op de stations en zelfs buiten Arnhem worden treinen aangehouden, maar dat zijn de treinen van 3 uur en 3 uur 11. Te laat!
De SD schuimbekt en maakt Arnhem tot een heksenketel. Slechts vier der bevrijden vallen weer in hun handen. De bewakers, die om twee uur hun post in het Huis van Bewaring willen betrekken, krijgen geen gehoor. Alles blijft muisstil in het grote gebouw. Ze gluren eens door de ramen van de portiersloge en zien de deur van de directeurswoning openstaan. Tenslotte wordt er besloten een raam van deze woning in te slaan en zo zich toegang te verschaffen. Dan wordt al spoedig ontdekt, wat er gebeurd is en kunnen directeur en bewakers worden bevrijd.
Doch niemand denkt aan die ene oude bewaker, die gewend is tussen de middag niet naar huis te gaan, maar een middagdutje te doen in een lege cel. Hij heeft die middag een verkwikkend slaapje genoten. Maar groot van verbazing worden zijn ogen, als hij hoort, dat hij zich door zijn vrijwillige gijzeling aan gedwongen gevangenschap onttrokken heeft.
Als die middag de kerkdeuren de kerkgangers noden binnen te treden en de nabijheid Gods te zoeken, is ook Jelt onder hen om God te danken voor het slagen van deze wonderbare bevrijding.
Wordt vervolgd
Slot
Johannes, Geert, Dirk, Blonde Piet en Kleine Koos, de Twentse knokploegers, zullen met de fiets tot Apeldoorn gaan en vandaar per trein de reis naar Enschede maken. De jongens wachten buiten Arnhem op de komst van Johannes, die nog wat uitblijft, omdat hij eerst zijn scheerapparaat moet halen. Het duurt langer dan de jongens lief is en ze zijn een beetje boos op Johannes. Ze vergeten helemaal, dat ze eigenlijk nog bozer op Wiebe, Beppie en Joop uit Apeldoorn moeten zijn, die zich nog even langer laten wachten. Maar dat is al gauw weer over, als ze door de heerlijke zomermiddag koers zetten naar Apeldoorn.
Ze zijn op hun qui-vive. Als er alarm geslagen is, kunnen ze onderweg nog wel contrôle verwachten. Vlak voor Beekbergen vermoeden ze onraad. Er is een marcherende groep op de weg. Dat kunnen moeilijk anders dan Moffen zijn. Ze trekken een zijweg in, maar bemerken weldra, dat het een groep wandelende knapen van de Stichting Hoenderloo is, waar ze hem voor knijpen.
In Apeldoorn eten ze bij Joop thuis. Blonde Piet speelt later op het orgel en dan zingen ze, zoals ze het nooit voordien en nooit meer na dezen zullen doen. 0, God, dat een mens zoveel geluk beschoren kan zijn.
Doch de tijd van scheiden komt. Eén neemt er poolshoogte op het station, of alles wel veilig is. Dan vertrouwen ze zich toe aan de goede zorgen van de mensen van "het spoor". Dirk en Koosje keren via Deventer naar hun haardsteden terug. De anderen gaan over Zutphen. Het is een lange zit naar Enschede, maar na die gedane arbeid een gezellige zit. Langs Zutfen, het doorluchte Lochem, Goor - daar is Delden al. Wat een drukte op het stationnetje. Er staat een volle trein, voor richting Zutfen.
Maar - zien ze goed? Wie zitten daar? Wie wenkt daar? Zo nadrukkelijk, zo gebiedend ? Het is zowaar Gerrit van de L.O. uit Enschede. Wat zou die hebben? Slechts enkele seconden staan de beide treinen op hetzelfde stationnetje. Zodra de trein uit Zutfen binnen is, moet de van Enschede komende de reis voortzetten.
Maar Gerrit wenkt niet voor niets. Johannes, Geert en de anderen verlaten subiet hun coupé, stappen naar hun vrienden in de andere trein. "Mee. Stap in. We gaan naar Zutfen". Dat is niet naar Zandvoort. Veel tijd voor weifeling en vragen hebben ze niet, want de trein naar Zutfen staat op vertrekken. Ze stappen in. Wat is er aan de hand ? Ja, in een volle coupé heb je het niet over die dingen, maar dat hier periculum in mora is, staat voor hen vast, anders had Gerrit hen niet uit de trein gehaald.
In Zutfen vertelt Gerrit zijn verhaal. Maar eerst moet hij weten hoe het in Arnhem gegaan is. Alles prachtig verlopen? God zij dank. Toen Gerrit vanmorgen uit de kerk thuis kwam, zat daar Boudewijn uit Zutfen op hem te wachten met een boodschap van Oom Karel. Er zit een man in het Huis van Bewaring in Zutfen, die er vandaag nog uit moet, want morgen gaat hij op transport naar Vught. Het is iemand uit Winterswijk, gegrepen wegens brandstichting in een bioscoop, waar hij onderdelen uit de cabine ontvreemd had, welke hij nodig had voor een geheime zender.
Johannes kent het geval. Ze hebben immers in Winterswijk al een poging gedaan hem te bevrijden, doch die mislukte, omdat er een tweede ploeg met hetzelfde doel op pad was. Boudewijn heeft Gerrit medegedeeld, dat de voorbereidingen getroffen zijn. Er is een bewaker die wil meehelpen en een plattegrond van het gevang heeft Boudewijn meegebracht. Of Gerrit kan zorgen voor wat K.P. -ers, die het geval op deskundige wijze kunnen oplossen? Gerrit gaat erop uit, om een half uur later Boudewijn te komen vertellen, dat hij de jongens niet kan bereiken, maar hij zal alles doen wat in zijn vermogen is om de zaak nog voor elkaar te krijgen. Boudewijn moet maar terug gaan naar Zutfen en in de middag zal Gerrit hem bellen met een vooraf bepaalde code, waardoor hij zal weten of het al of niet kan doorgaan. Als het hem gelukt Cor van de K.P. te pakken te krijgen, is er nog een kans, maar Cor is niet thuis en zijn vrouw weet alleen, dat hij die middag nog naar Theo in Hengelo zal gaan. Dan maar op de fiets naar Hengelo. Het lukt. Maar Cor kan er ook niet voor instaan, dat hij tijdig mensen bij elkaar krijgt.
In elk geval zullen ze met de trein van half acht uit Enschede naar Zutfen vertrekken. Als in Hengelo Cor instapt, blijkt, dat hij nog kans gezien heeft een helper te vinden. Ze weten, dat er een kleine kans is in Delden, maar wie zal zeggen of de jongens van Arnhem werkelijk in die trein zitten? Gerrit heeft het als gebedsverhoring gevoeld, toen het werkelijk in Delden gelukte de ploeg van Johannes op te pikken. En zo zijn ze dan om kwart voor negen in de avond in Zutfen, waar ze onmiddellijk naar het buis van Oom Karel stappen om de zaken te overleggen.
Alleen Blonde Piet is doorgegaan naar Enschede, om de wachtende vrouwen en meisjes gerust te stellen. Als hij er aankomt staan zijn vrouw en die van Johannes in de hoogste spanning te wachten. Wat hebben ze een zware dag achter de rug, die vrouwen. Hoe groot is de kans bij dergelijk ondernemen, dat ze haar dierbaren nooit weer zullen zien. Maar hoe heerlijk zal het zijn de mannen weer bij zich te hebben als de onderneming geslaagd is.
Onder de wachtenden zijn ook wat Landwachters, die op het perron lopen te ijsberen. Al uit de verte zien de vrouwen het opgewekte gezicht van Blonde Piet uit het coupéraam. Dat kan niet anders dan goed zijn. Maar waar zijn de anderen?
Vlug lopen ze naar een wat minder drukke plaats en dan vertelt Piet van de prachtig geslaagde onderneming. Minie stapt dadelijk op de fiets om Harry, die door Moeke op de Holterhof verpleegd wordt, het heugelijke nieuws te gaan vertellen. Hij ligt voor het opgeschoven raam.
"En, hoe is 't gegaan?", vraagt hij en gretig wendt hij zijn gezicht naar Minie.
,,Alles is prachtig verlopen." Dan vergeet Harry alle pijn. Hij ligt te springen van plezier. Die jongens toch. Hebben ze hem dat even fijn geleverd. Jammer alleen, dat hij hier nu werkeloos heeft moeten liggen wachten. Dat Johannes en Geert er nu zonder hem op uitgetrokken zijn en een ander zijn plaats heeft moeten innemen. Een paar grote tranen wellen hem naar de ogen.
*
In Zutfen zijn inmiddels de plannen kant en klaar gestoomd. De jongens, die al zo'n zware dag achter de rug hadden, hebben geen bezwaren en geen bedenkingen. Het is iets vanzelfsprekends, dat ze weer klaar staan, want het gaat om het leven van een medestrijder.
Om 10 uur in de avond meldt Cor, in veldwachtersuniform zich bij de directeur der gevangenis. Hij heeft hem het laatste nieuws te vertellen, een waarschuwing tevens, namelijk, dat er hedenmiddag een overval heeft plaats gehad op het Huis van Bewaring te Arnhem. Een gewaarschuwd man geldt voor twee en dus: ,,Houdt je handjes maar omhoog ...... ".
Als hij de familie in bedwang heeft, kan de rest van het ongeduldig wachtende K.P.-gezelschap binnenkomen. Alles gaat verder gesmeerd, dank zij de medewerking van de bewaker. En inmiddels zijn Oom Karel en Gerrit op visite gegaan bij kennissen van Oom Karel, waar terloops gevraagd wordt of Gerrit er de nacht kan doorbrengen. Dat kan. Maar hoe het kan, dat Oom Karel en Gerrit daar maar rustig kunnen babbelen, terwijl het Huis van Bewaring gekraakt wordt, is een raadsel. Terwijl Gerrit de gastvrijheid geniet van een Zutfense familie, overnacht de K.P. met de verloste arrestant in een leegstaand huis, hun door Boudewijn gewezen. Even dreigt er nog een kink in de kabel te komen, w:ant het huis ligt dicht bij de Emmerikseweg-brug en daar staat de landwacht op post, maar door de tuin zien ze toch nog kans om binnen te komen en de landwacht zorgt er voor, dat ze 's nachts niet gestoord worden.
Nauwelijks zijn ze binnen of de Winterswijker dankt hen ontroerd voor zijn bevrijding. Maar, zo zegt hij: ,,Ik ben nu wel vrij, maar ik zou om een lief ding willen, dat mijn verloofde ook zo gelukkig was; die zit in Arnhem, in het Huis van Bewaring". ,,Maar man", zegt Johannes, ,,dan moeten we vanmiddag ook haar bevrijd hebben".
En dan vertelt hij van de overval in Arnhem. Dit zou "the happy end" van dit verhaal kunnen zijn, ware het niet, dat de toedracht gans anders bleek te zijn. De verloofde van de in Zutfen bevrijde Winterswijker zat niet in Arnhem. Zij was inderdaad gearresteerd, doordat men op K., bij diens arrestatie een brief van haar had gevonden, waarin zij om bonkaarten vroeg voor onderduikers in de Betuwe.
Helaas, echter bleek zij bereid voor de S.D. te gaan werken. Het gelukte haar de oude contacten van K. te vinden, omdat men haar vertrouwde. Zij drong zich daar in en leverde ze uit aan de S.D. (de Winterswijkers, die in het Huis van Bewaring in Arnhem zaten, waren daarvan mede het slachtoffer. Door haar verraad moesten ook Tante Riek en Oom Piet onderduiken). Daarna vertrok zij weer naar Nijmegen, waar zij op het Postkantoor werkte. Toen K. korte tijd na zijn bevrijding van haar verraad hoorde, besloot hij naar Nijmegen te gaan om haar rekenschap van haar daden te vragen, doch zij was, gewaarschuwd door de S.D., op haar hoede, zag hem in de omgeving van het Postkantoor waar zij werkte en zorgde ervoor, dat hij opnieuw in handen van de S.D. kwam. En ditmaal was er geen knokploeg, die hem kon bevrijden. Ook hij hoorde tot de velen, die op 5 September in Vught het leven lieten voor de Duitse vuurpeletons.
*
De tweede Zondag van de maand Juni 1944 1s in vele opzichten geen rustdag geweest voor de KP-ers uit het Oosten des lands. Doch waar Jezus zijn volgelingen leerde, dat het geoorloofd was een dier in doodsnood op deze dag te redden, vonden zij vrijmoedigheid de rustdag dienstbaar te maken aan de bevrijding van hun medemensen. Dat betekent echter nog niet, dat zij de Maandag erop de verdiende rust zullen genieten. Waar de vijand rusteloos jaagt, elke dag de netten nauwer toehaalt, kan geen dag, geen uur, gemist worden.
De Holterhof, waar Moeke altijd voor haar jongens van de KP klaar staat, waar Harry nog zorgzaam verpleegd wordt, wacht deze morgen de KP-leiders uit het Oosten voor een bespreking van de activiteit in de komende weken. Kort na zeven uur zit Jelt al weer in de trein, welke hem van Arnhem naar het Oosten moet brengen. Het is druk deze morgen. Zwarte mannen van de Landwacht lopen er rond. Overal duikt de SD op, links en rechts controlerend. Ze zijn kennelijk van streek. De SD van Arnhem, die verwachtte dat er iets in 't Huis van Bewaring zou gaan gebeuren, had voor de avond alle mogelijke maatregelen genomen en nu hebben de "terroristen" in de middag hun slag geslagen. En goed ook.
Nog steeds zijn de geallieerden in Frankrijk niet de zee in gedreven. En blijkbaar gaan de terroristen zich nu eerst goed roeren. Zal dan toch "das Dritte Reich" gaan wankelen? Er zijn er die verbetener en verbitterder dan ooit zullen strijden, er zijn er ook wier zenuwen hun de baas worden.
Vooral de zwarte mannen hebben het te kwaad. Een spoorman steekt de rails over om zijn werk op het emplacement te beginnen. Een Landwachter grijpt zijn geweer en van 50 meter afstand schiet hij de man pardoes neer. Gelukkig is het schot niet dodelijk. Maar het tekent de situatie.
Jelt duikt maar snel weg in de voorstaande trein. Hij geniet volop van de verhalen der medereizigers, die reeds alles weten van de overval in Arnhem. Militaire auto's met "namaak-Groene" hadden de mensen aan de gevangenis afgehaald, precies een half uur voordat de "echte" Groene kwam om deze mensen naar elders over te brengen. Zelfs de kleinste stations onderweg staan onder controle. Er zijn reizigers, die tot driemaal toe gefouilleerd en op hun papieren gecontroleerd worden. De aansluiting in Deventer is gelukkig goed op tijd, dat kort het onplezierige verblijf op het perron.
Voor het station in Enschede wacht Minie de mannen uit het Veluwse op en brengt ze naar de Ford, waarmee Geert op korte afstand wacht. Langs een omweg gaat het door het bos in de richting van de Duitse grens, om zo de Holterhof te bereiken. Daar wachten Jan uit Ommen, Cor uit Zenderen, Lange Dirk en Henk Visser, Johannes en Bertha reeds. Er is groot enthousiasme. In geuren en kleuren moet Jelt het verhaal van de overval in Zutphen horen, want daarvan weet hij nog niet meer dan hem in de auto verteld is.
Doch het is tijd om de komende acties te bespreken. Jelt opent de bijeenkomst met gebed. Een gebed, waarin de dankbaarheid voor Gods bewarende almacht, die hen bij deze gevaarvolle ondernemingen allen spaarde, de boventoon heeft.
Dan komen de tongen los. Als altijd is daar het moeilijke punt van de bewapening. De geldzaken worden geregeld en besloten wordt, dat de nieuwe KP-Ommen, met Jan aan het hoofd, onder Johannes zal ressorteren. Bonkaarten moeten er zijn. In steeds groter aantal. Daarvoor moeten alle krachten ingespannen.
De strijd gaat door. In Twente, op de Veluwe ...... in heel het vaderland. En er komt licht aan de kimmen, nu de geallieerden zich niet uit Frankrijk hebben laten verdrijven. Maar de strijd zal nog lang en zwaar zijn. In die strijd zullen Johannes en Geert nog vallen. Henk Visser en Jan de Groot zullen nooit de dag der bevrijding meemaken en Nico de Lange, de man, die zoveel heeft gedaan voor de ontsnapping der Arnhemse gevangenen, ook hij zal enkele maanden later in handen der SD vallen.
Dat alles weten ze gelukkig nog niet. Daarom is er ook bij het heengaan van de Holterhof een kort gebed tot God om Zijn bescherming. Zeker, niet allen vinden allereerst bij God hun kracht voor dit moeizame werk, maar zij respecteren in hun medestrijders het zoeken van kracht bij de Allerhoogste.
Omkaderde verklaring van de auteurs
De gegevens, aan de hand waarvan deze artikelenserie over de gevangeniskraken te Arnhem, werden opgemaakt, zijn tevoren zo goed mogelijk gecontroleerd door diegenen, die bij deze ondernemingen betrokken waren. Voor de historische betrouwbaarheid ervan kunnen wij dan ook ten volle instaan. Toch nemen wij aan, dat er onder onze lezers zullen zijn, die hier en daar nog voor een enkele correctie of aanvulling zouden kunnen zorgdragen. De schrijvers zullen het zeer op prijs stellen, deze opmerkingen te mogen ontvangen, om bij een e.v. uitgave van dit verhaal in andere vorm, daarmede rekening te kunnen houden. Enkele tot nu toe ontvangen opmerkingen willen wij hier gaarne nog vermelden. In ons derde artikel werd vermeld, dat Oom Frits en Henk uit Twente werden ondergebracht bij de familie W. Dit was juist, doch daarbij had niet vergeten mogen worden te vermelden, dat de buren n.l. de familie V., daarop onmiddellijk bereid bleek de beide bevrijden te herbergen. Wij hebben getracht gelijktijdig met het verhaal over Arnhem op onze "In Memoriam""-pagina de mensen te herdenken, dit bij deze overvallen betrokken waren. doch later omkwamen. Zo plaatsten wij een artikel over Johannes en Geert, waarin echter verzuimd werd te vermelden, dat Johannes op de Oosterbegraafplaats te Enschede begraven ligt. Van Eef Boven (Nico de Lange) werd reeds een "In Memoriam"" geplaatst in ons blad van 15 Sept. 1945. Evenals van Van Zanten, welke men vindt in het nr. van 24 Aug. 1945. Binnenkort hopen wij ook nog een artikeltje te wijden aan Jan de Groot.
Joh van Hulzen en Ad Goede
J. van Hulzen en A. Goede, 'Gevangenisdeuren zwaaien open deel IV', De Zwerver, 19 juli 1947.
[4] C. Janse, Blik Omhoog. 1940-1945. Wolfheze en de Zuid-Veluwe in oorlogstijd (Duiven 2000), 337. Tante Spiek kwam uit Winterswijk en had nauw samen gewerkt met dominee Slomp.
[5] Deze Duitser was Richard Singenstreu, een Rijksduitser. Enkele dagen later werd hij in Arnhem begraven in het bijzijn van Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart en de Generalkommissar für das Sicherheitswesen en tevens Höhere SS-und Polizeiführer Hans Albin Rauter.
[6] Hof, De dubbele slag in Arnhem, 83-92
[7] Van Hulzen en Goede, 'Gevangenisdeuren zwaaien open deel VI', De Zwerver, 2 augustus 1947.
[8] Ibidem.
[9] Hof, De dubbele slag in Arnhem, 99
[10] Geciteerd uit C. Janse, Blik Omhoog. 1940-1945. Wolfheze en de Zuid-Veluwe in oorlogstijd (Duiven 2000), 337.
[11] Janse, Blik Omhoog, 337.
[12] Ibidem.
[13] Geciteerd uit C. Janse, Blik Omhoog. 1940-1945. Wolfheze en de Zuid-Veluwe in oorlogstijd (Duiven 2000), 337.
[14] Janse, Blik Omhoog, 337.
[15] Geciteerd uit C. Janse, Blik Omhoog. 1940-1945. Wolfheze en de Zuid-Veluwe in oorlogstijd (Duiven 2000), 1290.
[16] Geciteerd uit C. Janse, Blik Omhoog. 1940-1945. Wolfheze en de Zuid-Veluwe in oorlogstijd (Duiven 2000), 1287.
VOORBEELD VAN ENKELE VERZETSMENSEN UIT DE ACHTERHOEK DIE WERDEN BEVRIJD
Verhaal van bevrijde verzetsmannen. Het begin ervan citeer ik hierna:
"Henk Veltkamp was tijdens de Tweede Wereldoorlog een actief lid van het verzet. Veltkamp (1913-1993) woonde aan de Vordenseweg 39 en was onderwijzer aan de christelijke school. Hij trouwde na de oorlog met Gerritje Schipper (1912-1994).
Veltkamp nam bij het verzet de plaats in van Gert Harmsen in de Donderdagavondclub in Vorden. Hij was de Hengelose afgevaardigde voor deze organisatie die zich vooral bezig hield met het plaatsen van onderduikers. Door zijn illegale activiteiten was het niet altijd veilig om thuis te slapen en bracht hij af en toe de nacht door bij zijn buurman, de fietsenmaker Bernard Hulshof (Vordenseweg 23).
In de nacht van 3 op 4 juni 1944 werden ze gearresteerd, mogelijk door verraad en werden overgebracht naar het Huis van bewaring in Arnhem. Op 11 juni vond daar een spectaculaire overval plaats met als doel enkele voorname verzetsleiders te bevrijden. 54 Gevangenen profiteerden van deze actie, waaronder ook Ben de Graaf (beheerder van ’t Kervel, die veel joden een schuilplaats bood), Bernard Hulshof en Henk Veltkamp."
WAAR JOHANNES ZICH VERKLEEDDE ALS DOMINEE
Op 20 juli 2023 ontving een bijzonder mailtje van Clasina Douma uit Enschede. Ik citeer het hieronder:
Beste Gert Slings,
Tijdens het opruimen van het archief van mijn ouders uit de oorlogstijd kwam ik een aantal zaken en documentatie tegen.
In een contact met Gerard Rossing van het Herinneringskamp Westerbork bleken zij geïnteresseerd in de documenten betreffende Wolf en Sia Wiener die gedurende de oorlog waren ontsnapt uit het Kamp Westerbork en o.m. bij mijn ouders ondergedoken in Arnhem.
Op verzoek van Gerard Rossing heb ik uit mijn herinnering bijgaand verhaal opgeschreven en samen met de documenten naar Herinneringskamp Westerbork gezonden.
Omdat ook de naam van Johannes ter Horst voorkomt dacht ik - na lezing van uw zeer betrokken website over Johannes ter Horst - het ter informatie naar u op te sturen.
Met vriendelijk groet, Clasina Douma.
In het document dat ze meestuurde staat een opmerkelijk detail over Johannes ter Horst in zijn rol als dominee bij de Bevrijding van de 54 uit het Huis van bewaring.
Kende mijn moeder verzetsman Joop Abbing al van de Achterhoek waar zij in Groenlo opgroeide en
op de HBS in Winterswijk naar school ging? Indirect waren mijn ouders betrokken bij de overval op
het Huis van Bewaring in Arnhem op 11 juni 1944. Na de overval is Johannes ter Horst in Dominees
kostuum naar hun huis aan de Beethovenlaan 60 gefietst en heeft zich daar verkleed. Daarna is hij
weggefietst in de richting van Apeldoorn. Hij gaf mijn moeder een sleutel die ze heeft bewaard en na
de oorlog aan directe betrokken verzetsmensen ( Familie Abbing?) gegeven. Zij vertelde mij
meerdere keren dat de mensen die concreet meededen aan de overval een replica van de sleutel
hebben ontvangen na de oorlog.
Het complete document is hier te lezen: Verhaal van Wolfgang Wiener en Sophie Wiener-de Vries.
Clasina, hartelijk dank voor je mail en voor het document dat je mee stuurde.
ARTIKEL IN TUBANTIA OVER DE FOTO MET JOHANNES DIE OP DE FIETS STAPT
Begin november 2019 werd ik gebeld door Herman Haverkate, journalist bij het dagblad Tubantia. Hij wilde mij graag interviewen over de foto waarop Johannes op de fiets stapt vlak na de geslaagde actie op 11 juni 1944. Het is inderdaad een bijzondere foto. Die is gemaakt door Liepke Scheepstra, die de leiding had bij de overval op het Huis van Bewaring. Zoals al eerder vermeld, is dit de enige keer dat in de oorlog een foto werd gemaakt van een overval, voorzover ik weet. Heel bijzonder. Dat kwam omdat de organisator van de overval, Liepke Scheepstra als waarnemer en coördinator optrad. En dus zijn handen vrij had.
Herman vertelde dat het NIOD, het Historisch Centrum Overijssel (HCO) en Tubantia op zoek zijn naar bijzondere foto’s uit de oorlogstijd. Vijftig foto’s worden gekozen voor een provinciale tentoonstelling in april. Een publieksstemming bepaalt welke 25 foto’s in aanmerking komen voor het nationale overzicht De Tweede Wereldoorlog in 100 foto’s. Het provinciale project is onderdeel van dit landelijke project van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). Commissaris van de Koning Andries Heidema geeft vrijdag in Zwolle het officiële startsein voor het project in Overijssel.
Het artikel vindt u hieronder:
Insturen kan vanaf vandaag via de website www.overijsselviertvrijheid.nl. De gekozen foto’s moeten worden geüpload en voorzien van een korte toelichting. Uiterlijk 11 januari moeten alle inzendingen binnen zijn. Vijftig foto’s worden gekozen voor een provinciale tentoonstelling in april. Een publieksstemming bepaalt welke 25 foto’s in aanmerking komen voor het nationale overzicht De
Tweede Wereldoorlog in 100
foto’s. Het provinciale project is onderdeel van dit landelijke project
van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). Volgens woordvoerder Ewout van der Horst van het HCO is een fotoproject van deze omvang uniek voor Nederland. „Wij gaan ervan uit dat er nog steeds foto’s zijn die we niet kennen. Die hoeven niet van grote gebeurtenissen te zijn, maar ook van hele gewone zaken uit het dagelijks leven, het gebrek aan voedsel of die trouwpartij in een jurk van parachutestof. Zo leggen we iets vast van hoe mensen deze periode hebben beleefd.” Commissaris van de Koning Andries Heidema geeft vrijdag in Zwolle het officiële startsein voor het project in Overijssel.
De Vijftig foto’s worden gekozen voor een provinciale tentoonstelling in april. Een publieksstemming bepaalt welke 25 foto’s in aanmerking komen voor het nationale overzicht DeTweede Wereldoorlog in 100 foto’s. Het provinciale project is onderdeel van dit landelijke projectvan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). Volgens woordvoerder Ewout van der Horst van het HCO is een fotoproject van deze omvang uniek voor Nederland. „Wij gaan ervan uit dat er nog steeds foto’s zijn die we niet kennen. Die hoeven niet van grote gebeurtenissen te zijn, maar ook van hele gewone zaken uit het dagelijks leven, het gebrek aan voedsel of die trouwpartij in een jurk van parachutestof. Zo leggen we iets vast van hoe mensen deze periode hebben beleefd.” Commissaris van de Koning Andries Heidema geeft vrijdag in Zwolle het officiële startsein voor het project in Overijssel.
Zie
Interview Tubantia
Interview Tubantia deel1
Interview Tubantia deel 2
DE OORLOG IN BEELD: HOE ERG HET WAS!
"Neen!"
Driemaal heeft heel het raderwerk stilgestaan, omdat die machtige gekruiste armen het wilden.
25 en 26 februari 1941 - Algemene staking te Amsterdam en in nog enige plaatsen van Noord-Holland, in hoofdzaak gericht tegen de beginnende Jodenvervolging.
29 april-begin mei 1943 - Geweldige stakingen in vrijwel heel Nederland, na de aankondiging, dat alle leden van de Nederlandse weermacht 'opnieuw in krijgsgevangenschap zouden worden weggevoerd."Nooit tijdens de bezettingsjaren is de geestdrift voor de vrijheid, ja het gevoel van vrijheid sterker en doeper geweest dan tijdens deze 'mei-opstand'.
18 september 1944 - De spoorwegstaking begint, op bevel van de regering; zij zou vrijwel ongebroken, duren tot het uur van de bevrijding.