De zogenaamde georganiseerde illegaliteit was niet strak militair georganiseerd. Het ging om mensen met contacten op basis van vertrouwen, meestal zonder dat ze een helder inzicht hadden over het netwerk waarin ze een plaats hadden. Met opzet werd ook aan elkaar zo weinig mogelijk informatie gegeven. Wat niet weet, wat niet deert.
De bloedige SD-acties zijn gericht tegen personen in Enschede die betrokken zijn bij verschillende illegale groepen. Soms was één en dezelfde persoon betrokken bij meer dan één groep.
Verder laten de SD-acties zien dat het bij de Duitsers niet allemaal gründlich toeging, eerder chaotisch. Zeker in de laatste oorlogsdagen. Toen speelde duivelse wraakzucht de hoofdrol.
In Hengelo verschijnt midden december 1944 de Duitse inlichtingenofficier dr. Helmut Meyer. Voor de oorlog was hij advocaat in Wilhelmshafen. Het was een ambitieuze man met grootse plannen op inlichtingengebied.
Hij maakt gebruik van vier 'Vertrauwens-personen', de zogenaamde V-lieden. Die mannen probeerden binnen te dringen in verzetsorganisaties door het winnen van vertrouwen. Allereerst deden ze dat via het verstrekken van informatie waar het verzet iets aan had of dacht te hebben. Zo waarschuwden ze voor overvallen die inderdaad plaatsvonden, maar voor de show. Ze deelden ook Ausweisen uit. Ze haalden desnoods weggevoerde verzetsstrijders terug naar huis en haard.
Als ze voldoende wisten werd toegeslagen, altijd hard en meedogenloos. Zoals op die dag vlak voor de bevrijding van Enschede. Eén dag. Een van de V-lieden van Meyer was Carl Huschka. Hij gaat in Enschede een dodelijke rol spelen.
Aan de markt te Enschede stond het café van G.J. Kolthof. Daar komt Huschka geregeld met z'n vrienden. Hij is zelf ober geweest en kent het caféleven als geen ander. Hij maakt kennis met de cafébaas en z'n dochter. Wanneer Kolthof bij een razzia naar Duitsland wordt getransporteerd, spreekt z'n dochter Huschka aan met de vraag of hij misschien iets voor haar vader kan betekenen. (Willem Bulter maakte mij erop attent op 24-092017 dat T. Wiegman in zijn boek over de oorlog Enschede 1940-1945 melding maakt van een neef van Kolthof. Ik schaar mij achter dr. Coen Hilbrink die het over G.J.Kolthof heeft. (Willem Butler dank voor je opmerking))
Huschka gaat persoonlijk Kolthof terughalen en geeft hem bovendien een Ausweis. Kolthof is zo onder de indruk dat hij Huschka nu in aanraking brengt met zijn neef, de 40-jarige Gerrit ter Borg.
Ter Kuile was niet de enige die vraagtekens zette bij de betrouwbaarheid van Huschka. De douaneman Henk Mulder van de LO-Enschede zag in Huschka evenmin een bondgenoot. Hij kreeg ook een uitnodiging voor die laatste vergadering voor de bevrijding bij de familie Ter Borg aan de Sumatrastraat. Hij bleef thuis en overleefde hierdoor de oorlog. Zo hadden Ter Kuile en Mulder een betere antenne voor verraders dan veel andere verzetsmensen. Ze stonden sterk in hun schoenen, want ze stonden zeker onder druk van hun makkers.
Op 31 maart 1945 zegt Meyer tegen z'n secretaresse dat ze die avond mee moet naar Enschede. Hij zegt: "De Engelsen staan voor de deur en het is onze plicht eerst nog een illegale beweging te Enschede te ontmaskeren en te vernietigen."
Hij vertelt haar ook dat deze mensen door de SD zullen worden doodgeschoten. Hij wil 'die Schweine aus der Sache Huschka' liquideren. De SD van Hengelo bevindt zich in 'Kampfeinsatz' (gevechtsomstandigheden), waardoor Meyer eigenmachtig executies kan uitvoeren.
Meyer is kwaad, omdat een andere V-man Izaks, naaste medewerker van Huschka, de 44-jarige predikant Leendert Overduin heeft laten gaan.
Hij wil weten hoe de toestand is en ook hem verwijst Zandbergen naar de bijeenkomst bij Ter Borg.
Gerrit ter Borg komt intussen op weg naar zijn woning de politieman Antonie van Essen tegen, die bij de Cenrale Inlichtingen Dienst van de NBS actief is en de LO'ers regelmatig van inlichtingen voorziet. Zandbergen vertelt hem, dat hij zojuist vernomen heeft dat de geallieerden al in Eibergen zijn.
(Met dank aan Henk Zomer voor deze goed leesbare kopie)
Dit was de Trouweditie van 3 april 1945 waarin het vreselijke nieuws wordt gebracht.Op een stukje geel oorlogspapier, een beetje scheef gesneden, verschijnt Trouw in een Enschedese editie. Zo had elke stad een eigen nieuwsbulletin.
Het begint met het eerste couplet van het Wilhelmus. Dan volgen de namen. Niet eens van alle omgekomenen. De drie leden van de familie Ter Borg ontbreken bijvoorbeeld. Waarom? Geen idee.
De tekst is verder goed leesbaar. De speciale editie wordt afgesloten met de zesde strofe van het Wilhelmus: Mijn Schild ende Betrouwen, Zijt Gij, o God Mijn Heer.
Zo'n document bewijst eens te meer de heel bijzondere betekenis van ons Wilhelmus in tijden van moeite en verdriet in ons Nederlandse volk.
Na deze actie rijdt dr. Meyer met zijn SD-kommando naar de woning van Piet Zandbergen om er huiszoeking te laten verrichten. Als hij vervolgens met enkele SD-beambten op het punt staat de woning van de LO-leider te verlaten, loopt de typograaf Jan H. Wennink ('Henny'), actief in de NBS, het gezelschap in de armen. Ofschoon fouillering en het daarop volgende doorzoeken van zijn woning niets belastend opleveren, wordt de 31-jarige Wennink meegenomen en aan de Zweeringsweg doodgeschoten.
Gejo Alberts vertelt nog een paar details:
"Op dat moment gieren drie overvalwagens van de S.D. de Sumatrastraat in. Onder leiding van de SD-chef Schöber springen de SD'ers de auto uit, omsingelen de woning en dringen naar binnen.
Oma ter Borg ziet de Duitsers en duikt onder de tafel. De anderen raken in paniek en vluchten het hele huis door, op zoek naar een uitweg of een plaats om zich te verstoppen.
Ieder persoon, die door de Duitsers wordt ontdekt, wordt vervolgens ter plaatse doodgeschoten.
Sumatrastraat 3
NIEUW LICHT OP DE DOOD VAN JONETTA TER BORG
Een poosje geleden nam Jan Heerze (1934-2020) contact met me op met de vraag wat ik nog verder wist over de dood van de vrouw van Gerrit ter Borg: Jonetta. Ik had daar niet verder onderzoek naar gedaan. Ik kon hem wel op het goede spoor zetten. Uiteindelijk kwam hij terecht bij nabestaanden (kleinkinderen) Via één van hen kreeg hij details die hij verwerkte tot een hoofdstuk in zijn boek ELK MENS TELT (een rondgang over ereveld Loenen) maart 2011. Er bleek sprake van twee kinderen: de elfjarige Hannie was buiten aan het knikkeren en de tweejarige Gerrit was bij zijn moeder binnen.
Ik citeer uit blz.44,45:
“De SD’ers verspreidden zich door het huis. Iedereen die ze in het vizier kregen, werd meteen doodgeschoten. Bij Jonetta ter Borg en haar kind aarzelden ze. Onder begeleiding van een SD’er mocht ze haar kind wegbrengen. Ze stak schuin de straat over en legde het jongetje in de armen van haar dochter Hannie, die naar slager Amelink was gevlucht. Jonetta’s woorden zijn onthouden: Hier is Gerrit, zorg goed voor hem. Je vader is dood en ik moet terug. Ze werd tegengehouden, maar ze riep: Ik moet terug, want anders worden jullie allemaal doodgeschoten. Toen liep ze weg. Hannie zag dat haar moeder viel. Jonetta werd naar huis gesleurd door de SD’er. Volgens oma Ter Borg, die onder de tafel zat, is ze aan tafel gaan zitten en met een nekschot gedood. Na het bloedbad reden de Duitsers weg.” (Jan Heerze, ELK MENS TELT, maart 2011)
Voor verdere details verwijs ik naar het bovengenoemde boekje.
Aagje Françoys is de weduwe van de vermoorde Johannes Françoys. Ze vertelt haar herinneringen aan wat er gebeurde op de vroege morgen van 1 april 1945.
"Vanwege het feit dat mijn man heel de nacht was weggebleven, ging ik vroeg in de morgen in gezelschap van mijn vader naar het ziekenhuis om zekerheid te krijgen. Als er slachtoffers waren gevallen, zouden de ontzielde lichamen daar naar toe vervoerd zijn geworden.
In de dodenkamer werden wij slechts toegelaten onder politiebegeleiding, vandaar dat mijn vader naar het niet zo ver van het ziekenhuis gelegen bureau ging.
De straten die hij daarvoor moest passeren werden op dit moment net bevrijd, zodat hij dekking zoekend achter muurtjes en heggen met gevaar van eigen leven het bureau uiteindelijk bereikte.
In eerste instantie kon hij niet gewaar worden van een overval, maar toen een van de agenten op het bureau terugkwam van zijn nachtelijke buitendienst, wist hij te melden dat er de avond tevoren een Duitse overval was geweest in de - naar hij meende - Celebesstraat (hetgeen later de Sumatrastraat bleek te zijn).
Over de afloop verkeerde hij in het onzekere, hij vreesde het ergste. Met mijn vader ging deze agent naar het ziekenhuis, waar mijn moeder zich inmiddels bij mij gevoegd had.
Eerst hoorden we dat er inderdaad slachtoffers van enkele Duitse overvallen waren binnengebracht en na enig wachten werden wij toegelaten tot de ruimte, waar deze met lakens toegedekte doden lagen.
Mijn moeder ontdekte dadelijk mijn man aan zijn door haar gebreide sokken, die - vanwege zijn lichaamslengte - onder het laken uitkwamen. Pas op dat moment had ik de zekerheid: Johannes is dood.
Samen met de politieman heb ik meer dan twintig mensen - van wie enkelen zwaar verminkt waren - moeten identificeren. Alle door mij genoemde gegevens tekende de agent op.
Toen ik met mijn ouders het ziekenhuis uitkwam, was Enschede in feestroes. De stad was voor het grootste gedeelte bevrijd en de mensen waren opgelucht. Er waren nog niet veel mensen op straat, maar wel hingen er overal vlaggen, ook in de Egstraat waar ik toen woonde.
Maar toen het afschuwelijke nieuws van mijn man en Zandbergen en al die anderen bekend werd, werden in de straat en ook in de naburige straten alle vlaggen ingehaald."
Een ontroerend verslag. Ik heb Aagje goed gekend. Ze gaf handwerken aan de Gereformeerde Onderwijzersopleiding. Verschillende keren werden we door haar 's zondagsavonds uitgenodigd op de koffie. Een hartelijke vrouw.
Een vriendin van mijn ouders is een geboren Enschedese. Ze zat bij meester Johannes Françoys in de klas. In en na de oorlog was de naam van de school: Derde school met den Bijbel aan de Haaksbergerstraat, later veranderde men de naam in Gereformeerde (Christelijke) lagere school 'De Bron'. Uit haar verhaal blijkt opnieuw hoe niemand in Enschede op zo'n verschrikkelijk einde van de bezetting had gerekend.
Ze schreef me: "Zelf was ik zes toen de oorlog uitbrak en heb het allemaal wel meegemaakt, maar niet zo bewust.
Wel het feit, dat de laatste dag voor de bevrijding nog zoveel mensen zijn doodgeschoten. Hieronder was ook mijn meester Françoys.
De dag ervoor stonden we op de Haaksbergerstraat bij de school naar de aftocht van de Duitsers te kijken. We hadden het hele jaar vrij gehad, omdat de Duitsers in onze school zaten. In die tijd zat onze meester Françoys ondergedoken en juist op die dag zagen wij hem weer terug. Hij stond ook samen met meneer Kottier (het hoofd van de school) naar de wegtrekkende Duitsers te kijken.
We dachten "nu is alles voorbij", en toen kwam het bericht van de executies! Vreselijk vonden we dat. Daar zijn geen woorden voor."
Nogmaals de foto van Johannes Francois.
Ik ontving hem van Allart Goossens op 4 april 2013, waarvoor hartelijk dank.
Allart schreef me:
"Met buitengewoon veel interesse en ten dele een brok in de keel heb ik het verhaal gelezen over de Enschedese LO. Mijn mij zo dierbare grootvader, Allert van Bruggen, had een zeer hechte vriendschap met Jo Francoys. In mijn jeugd (ik ben van de zestiger jaren) werden me de verhalen over de oorlog in Enschede (Haaksbergse straatweg meen ik) uit den treure verteld. Met name de vreselijke gebeurtenissen op die laatste oorlogsdag in de stad.
Mijn grootmoeder was hoogzwanger toen de oorlog eindigde en toen in augustus hun zoon werd geboren werd hij Jo(chem) Francois van Bruggen gedoopt. Vernoemd naar de gesneuvelde Johannes Francoys. Met ‘tante’ Aagje was altijd contact gebleven door mijn grootmoeder. De enige dochter is volgens mij tragisch genoeg jong aan K. overleden. Hoeveel noodlot kan één vrouw, zoals Aagje Francoys, treffen?
Ik heb stomtoevallig twee weken geleden bij mij moeder een schitterende foto van Jo Francoys in handen gehad. Ik ben van harte bereid die foto te scannen en aan u toe te sturen.
Met vriendelijke groet,
Allert M.A. Goossens"
Ik antwoordde:
Beste Allert,
Dank voor je ontroerende bericht. Wat je schrijft over tante Aagje is waar, maar ze bleef tot haar dood getuigen van haar rotsvaste geloof in Gods leiding in haar leven, hoe onbegrijpelijk ook.
Ik ontvang graag de foto, waarover je schrijft. Dan kan ik die een plek geven.
Hartelijke groet,
Gert
Brief van Aagje aan familie van 5 mei 1945
Ze zijn om kwart over 7 de deur uitgegaan en om half acht reeds in de eeuwigheid
Op 5 december 2020 ontving ik van Henk Zomer het onderstaande mailtje.
Geachte heer Slings,
Ik vond op uw website informatie over Jo Françoys.
In de nalatenschap van mijn schoonouders vond ik een brief van Aagje, de weduwe van Jo.
Mijn schoonvader, Gerard Acda, kende Jo van de kweekschool in Middelburg, de een werd ondewijzer in Enschede, de ander in Enter.
Op het provinciale verzetsmonument hier in Markelo komt de naam Françoys ook voor.
Wellicht hebt u belangstelling voor de bovengenoemde brief, al staat er geen aanvullende informatie in.
Daarom treft u bijgaand een kopie aan.
Mijn schoonvader heeft een tijd als gijzelaar gevangen gezeten, daarover is in het dagboek dat ze bijhielden het een en ander geschreven, dat is inmiddels gepubliceerd in een boek met geschiedenis van Enter.
Mocht u belangstelling hebben dan kan ik een pdf-bestand opsturen.
Met vriendelijke groet,
Henk Zomer
De bijlage bevatte een toch wel bijzondere brief, waarin Aagje vertelt over haar man Jo Francois. Hoe enthousiast hij was over de bevrijding: hij zag de Duitsers terugtrekken over de Haaksbergerstraat. Hij kon aan niet anders denken dan: wij zijn vrij, wij zijn vrij. De brief getuigt ook van het geloof van Aagje: ontroerend hoe ze schrijft over haar gemis en over de geborgenheid van Jo.
Ik heb de brief overgetypt. Hieronder volgt de inhoud.
Enschede, 5 mei 1945
Beste Gerard, Mimi en kinderen,
In de hoop dat jullie van het gebeurde hier op de hoogte zijn, schrijf ik nog even. ’t Is plusminus 8 uur Zaterdagmorgen en we zitten te wachten op een auto van ’t Militair Gezag die ons vandaag naar Middelburg hoopt te brengen. HvBr? en ik hadden nog het plan eerst bij jullie te komen. Maar ik hoorde bij Benting? dat Gerard gelukkig weer in jullie midden is. ‘k Feliciteer jullie er hartelijk mee, hoor. Er is hier menig gebed voor je opgegaan, Gerard. Vooral Jo heeft als een eigen broer voor je ingezeten. Er ging nagenoeg geen dag voorbij of hij zei:”Hoe zou die arme jongen het maken?” Je moet denken: Jo wist enigszins wat het was. Ik kan me nog steeds niet voorstellen dat Jo nooit meer bij ons terug komt. Z’n laatste dag hier was zo feestelijk voor hem. Hij was kinderlijk blij met het terugtrekken der Duitsers over de Haaksbergerstraat.
Hij kon niet meer studeren, hij kon letterlijk niets meer doen, zo blij over de toekomstige bevrijding. Hij kon me niet aankijken of hij knipoogde of sloeg me op de schouder. Hij zei nog: Ik voel de banden van me afvallen. Ik durf nu best op straat. Fijn morgen samen naar de kerk. Weer met Ria (hun dochtertje, gs) wandelen. In dat grote enthousiasme kwam Piet Zandbergen (naast ons) met de uitnodiging om mee te gaan naar een vergadering. Iets wat door Jo met beide handen aangenomen werd. Ze zijn om kwart over 7 de deur uitgegaan en om half acht reeds in de eeuwigheid. De slag kwam hier in deze feestroes zo hard, zo onverwachts. Ik kan jullie dan ook niet vertellen hoe kapot gescheurd ik van binnen ben. Zo’n ideale man zo plotseling te missen is niet in één week en ook niet in één maand te verwerken. De gedachte dat Jo een veel heerlijker bevrijding viert dan de onze is voor ons een grote troost. Jo is wel zo goed geborgen. Als ik aan Jo denk ben ik niet verdrietig. Jo was zo graag samen gegaan. Ons leven is nu zo arm en ellendig. Maar God geeft ons ook nu weer kracht op dit te dragen. Vader en moeder en M weten ervan en hadden ons graag in M.
Gerard en Mimi ontvang de hartelijke groeten van jullie diepbedroefde Aagje en Ria.
Ps Als we terug zijn komen we graag eens bij jullie,
Aagje
Hieronder de brief die Aagje schreef op 5 mei 1945 aan familie.
Hieronder de struikelstenen van Wieger Mink, en van Gerrit en Jonetta ter Borg.
Foto's van Erik Mink. Met dank daarvoor
Na de moordpartij aan de Sumatrastraat, is het voor Huschka duidelijk. Hij moet vertrekken uit Enschede, omdat hij daar na de bevrijding zijn leven niet meer zeker zal zijn.
In de nacht van 31 maart op 1 april vlucht hij naar het noorden van het land. Daar zijn de Duitsers nog de baas en kan hij zich veilig voelen.
Hij gaat via Almelo en kan het dan toch niet laten om nog een paar streken uit te halen.
In die nacht klopt hij aan de deur van de familie Elfering. Hun dochter is gehuwd met Gerard ter Borg die enige uren tevoren door de SD’ers was doodgeschoten.
Huschka komt echter met het volgende verhaal:
Huschka:
"Hallo, jullie schoonzoon Gerard is door de S.D. gearresteerd en naar Zwolle gebracht. Ik zal mijn best doen om hem weer vrij te krijgen. Dat lukt meestal wel met tabak, hebt u dat in huis?"
Vader Elfering:
"Nee, dat hebben wij niet in huis. Wij hebben nog wel een liter jenever. Zou dat ook helpen?
Huschka:
"Nou ja, tabak was beter geweest, maar ik denk dat ik het met jenever ook wel kan regelen."
Mevr. Elfering:
"Wacht even. Kunt u misschien deze pannekoeken voor Gerard meenemen. Hij kan die misschien wel gebruiken".
Huschka:
"Oke, geef maar mee. Goed of slecht bericht, jullie horen van mij".
Hierna verdwijnt Huschka in de duisternis op zoek naar een voor hem veilig heenkomen...
Huschka weet zich tot 22 mei 1945 in Nederland schuil te houden en gebruikt onder andere de namen: Schreuder, Jansen en Van der Voort.
Uiteindelijk wordt hij dan toch door het speurwerk van de Politieke OpsporingsDienst (P.O.D.) van Enschede gearresteerd en wordt, voor verdere berechting, overgedragen aan het Bureau Nationale Veiligheid. Daar wordt veilig in de gevangenis in Den Haag opgeborgen.
In de zomer van 1946 zag Huschka kans te ontsnappen, omdat een rechercheur van het Bureau Nationale Veiligheid die hem naar de plaats van verhoor moest brengen, toestond dat Huschka eerst naar de kapper ging. Zo sluw als hij was wist hij natuurlijk van deze situatie gebruik te maken en vluchtte naar België.
Daar werkte hij als boerenknecht onder de naam Bob in het boerengehucht Denderwindeke nabij Nivove in Oost-Vlaanderen.
Op aanwijzing van de Belgische Rijkswacht konden de Enschedese P.R.A.-rechercheurs J.G.L. Krabbe en H.J. van Dijk op 18 december 1946 Bob als Huschka ontmaskeren.
In de krant van omstreeks 20 december 1946 stond het volgende artikel:
"Enschede
Gestapo-moordenaar gearresteerd.
De schuldige aan het drama in de Sumatrastraat op 31 maart ‘45.
Het is twee ambtenaren van de P.R.A. gelukt in een klein plaatsje in Belgie, de beruchte Nederlandse Gestapo-agent Carl Ludwig HUSCHKA te arresteren.
H. was reeds de 22e mei 1945 te Den Haag gearresteerd door een rechercheur van de P.R.A. die hem aan de Field Security overleverde.
Vandaar werd hij overgebracht naar de strafgevangenis te Scheveningen. H. heeft bij een transport naar het Bureau B.N.V. kans gezien te ontsnappen.
Na drie maanden werd hij door Belgie aan Nederland uitgeleverd."
Er volgde een langdurig onderzoek, waarbij meer dan 250 getuigen werden gehoord. In september-oktober 1951 kwam de zaak voor de Bijzondere Strafkamer te Zutphen.
Op 17 oktober 1951 werd hij veroordeeld tot 18 jaar gevangenisstraf.
Wat een verschrikkelijk verhaal. Negen mannen en één vrouw sneuvelen één dag voor de bevrijding van Enschede door een wraakactie van de Duitsers. Onvoorstelbaar.
U kunt zich afvragen: Wat doet deze geschiedenis op een website gewijd aan Johannes ter Horst?
Vanaf het begin van de oorlog zijn gereformeerde jongeren uit Enschede zich gaan verzetten tegen de bezetter.
Sommigen deden dat door hulp te bieden aan onderduikers. Die waren op hun beurt weer afhankelijk van de overvallen op distributiekantoren door de knokploeg van Johannes ter Horst. Zo was alles en iedereen aan elkaar verbonden.
Verder valt op hoe binnen de LO veel activiteiten door elkaar lopen. Naast verzorging van onderduikers zijn veel LO-medewerkers betrokken bij andere illegale activiteiten.
Piet Zandbergen onderhoudt nauwe contacten met de Centrale Inlichtingen Dienst (Antonie van Essen). Wieger Mink verbergt een tijdje de door de Duitsers zo begeerde zender Packard (van de zendgroep Ter Kuile). Menige LO'er is tegelijk contactman voor het illegale Trouw (Johannes J. Francois).
Door die vermenging van verschillende activiteiten zijn betrekkelijk veel LO-medewerkers het slachtoffer geworden van de SD.
In het begin van deze site heb ik aandacht besteed aan de oprichting van de Enschedese LO. Aan het slot hebt u kunnen lezen hoe het eindigde. Zo sluit zich de cirkel.
Ik heb deze geschiedenis opgenomen als illustratie van een vorm van verraad. Je hoort en leest het zo vaak in de oorlog. Karl Huschka had de opdracht te infiltreren in de onderduikers-organisatie, wat hem ook gelukte.
Huschka genoot het vertrouwen van velen in die organisatie door al het 'goede' werk dat hij verrichtte. Zo zorgde hij onder andere voor vrijlatingen van door de SD gearresteerden. Dat zou toch nooit iemand doen die fout is?
In deze geschiedenis valt het ook op, dat er direct mensen zijn die het zaakje niet vertrouwen. Zij vonden hem levensgevaarlijk. Het zijn o.a. Ter Kuile, ds. Overduin, Jan Harm Bosch.
Ik herinner me ook goed dat Henk Mulder vertelde zich van meet aan te hebben gedistancieerd van dat hele Huschkagedoe. Mee daardoor behoorde hij tot een van de weinige overlevenden sinds de oprichting van LO-Enschede.
Enschede mag trots zijn op zijn verzetslachtoffers. Met wegcijfering van hun eigen leven zetten zij zich in voor hun medemens. Hogere vorm van naastenliefde ken ik niet.
Verder onderzoek naar Huschka
Van Bert Mansveld uit Enschede kreeg ik op 15 september 2012 het volgende mailtje:
Geachte Hr. Slings
Jaren geleden inmiddels, ben ik een eigen onderzoek gestart naar de activiteiten van Carl Huschka in met name Twente. Om gezondheidsredenen was ik een tijdlang gestopt, maar inmiddels kan ik mijn research weer oppakken. De bedoeling van mijn research is om uiteindelijk een breed beeld te krijgen en door te geven aan geïnteresseerden, over de activiteiten van Huschka. Vele uren heb ik al gesleten in het gemeentearchief maar uiteindelijk kreeg ik niet meer boven water dan dat dhr. Hilbrink al eerder beschreven had, althans wat Twente betreft. Maar helaas zijn de activiteiten van Carl Huschka in een veel breder gebied bekend, zoals Drenthe, Limburg en waar het voor hem begon, namelijk Rotterdam. Ook heb ik familieleden van Carl Huschka weten te traceren en mogen interviewen. De kwestie lag daar erg gevoelig en tevens zeer ingewikkeld gezien de herkomst van Carl Ludwig Huschka, hij kwam uit een enorm probleemgezin en was uit huis geplaatst als kind. De fundering van zijn latere wandaden hadden toen al vermoedelijk een voedingsbodem. Als amateur historicus maar zeker als psycholoog ben ik uitermate geïnteresseerd in het spel wat Huschka speelde terwijl er maar weinig verzetslieden hem vertrouwden, slechts een enkeling liet zich vertederen door zijn zogenaamde “mogelijkheden”. Er zijn toentertijd veel waarschuwingen uitgegaan binnen de illegaliteit, zelfs is er een moment geweest om Huschka voor de zekerheid “om te leggen”. Dus kortom ligt hierin mijn onderzoeksgebied, om het enigszins helder te krijgen wat er zich allemaal heeft afgespeeld tussen Huschka en het verzet. Helaas zijn er nagenoeg geen ooggetuigen meer, maar wellicht zijn er nog enkel nazaten van betrokkenen. Daarom wil ik u vragen of u personen weet die bereid zijn om hun verhaal te doen. Wellicht uzelf, graag hoor ik dan van u ?
B.v.d. met vriendelijke groet,
Bert Mansveld
Uit onze correspondentie is uiteindelijk het onderstaande artikel van Bert voortgevloeid. Het blijkt ondertussen dat er nog twee andere onderzoekers met de geschiedenis van Huschka bezig zijn. Wellicht hoort u daarnog meer over.
Hier volgt het artikel dat Bert mij toestuurde op 17 november 2012.
Huschka
Huschka was een man die, en nu citeer ik gemakshalve een krantenartikel na zijn vonnis in 1951, “zijn door God gegeven talenten in dienst stelde van een duivelse instelling zoals de Duitse Abwehr er een was”. Zo begon mr. De Walle zijn zeer lange requisitoir bij de Bijzondere Strafkamer te Zutphen. Carl Huschka een man die als spion voor de Marine Abwehr in vele delen van het land verzetsorganisaties hielp op te rollen. Hij maakte daarbij veel slachtoffers. In het bijzonder in Enschede waar op de vooravond van de bevrijding tien mensen werden vermoord door een S.D.commando.
De officier van justitie eiste levenslang maar Huschka werd op grond van psychiatrische rapporten veroordeeld tot achttien jaar cel met aftrek van zijn voorarrest. Een journalist omschreef Huschka als iemand die het vermogen bezat de indruk te wekken dat hij het ideale klankbord was, de volkomen te vertrouwen psychiater. In het boek waaraan ik werk zal ik dieper op de persoon, de werkwijze en de uiteenlopende achtergronden ingaan, tevens zal ik dan trachten een antwoord te vinden op de vraag die mij nogal overheerst. Hoe was het in hemelsnaam mogelijk dat bij zoveel twijfel bij zoveel illegale werkers Huschka zijn vernietigende werk kon blijven doen?
De ouders van Huschka kwamen oorspronkelijk uit het Duitse Ruhrgebied en vestigden zich in Arnhem waar de vader de kost verdiend als kapper. De man was nogal een verschijning in die tijd vanwege zijn handicap waardoor hij een opvallende waggelende gang had. Temeer doordat hij tevens nogal veel dronk moeten zijn tochten door de straten van Arnhem zelfs meer dan opvallend zijn geweest. Carl Ludwig werd geboren in 1907 en was de oudste telg van het in totaal zes kinderen tellende gezin. Carl Ludwig kreeg exact dezelfde naam als vader, een in die tijd niet ongebruikelijke traditie. De naam Carl Ludwig echter, komt zeer vaak voor bij het geslacht Huschka.
De moeder van Carl ging gebukt onder een psychische aandoening en dat in combinatie met de drankzucht van vader deed het de kinderbescherming besluiten om de kinderen uit het huis te plaatsen na een aantal geweldsescalaties. Carl werd ergens ondergebracht bij een boerderij en was volgens de voogdijraad een nette oppassende jongeman.
Op zijn twintigste huwde Carl maar raakt aan de drank waardoor de vrouw een scheiding aanvroeg, het huwelijk hield acht jaar stand. Wel werd er uit dat huwelijk drie kinderen geboren. Later zou in de diverse contacten die Carl onderhield met vrouwen meerdere kinderen geboren worden. Eind jaren dertig leefde Huschka samen met een kasteleinsvrouw in Amsterdam, in dat café werkte Huschka als kelner.
Daar ontsproot tevens al zijn talent als tipgever, weliswaar toen nog voor de Amsterdamse politie. Na de Duitse inval werd het café een heus N.S.B. café en stond Carl inmiddels in W.A. uniform achter de tap. En vanaf die tijd tipte hij de S.D. Ook ondernam Huschka een vergeefse poging om opgenomen te worden in de lijfwacht van Mussert. Maar op advies van zijn vriendin besloot hij fulltime te gaan werken voor de S.D. Deze organisatie had hem al eerder gepolst voor een vacature als V-man.
In 1941 duikt Huschka op in het Friese plaatsje Huizum waar hij infiltreerde bij de illegale werkers daar. De verzetsman F. Haitsma wist Huschka te vertellen dat er zeven potentiele Engelandvaarders op de wip zaten om met een zeilboot de oversteek te wagen. Alle zeven werden uiteindelijk opgepakt. Twee van deze mannen stierven later in een concentratiekamp.
Vervolgens speelde Huschka deze rol onder de namen Schreuder, van der Voort en Jansen in onder meer Rotterdam, Rijnsburg, Den Haag, Goirle, Winschoten, Bussum en ten slotte Enschede. Voor zover bekend hebben de acties van Huschka het leven gekost van ruim veertig verzetsmensen.
Slechts eenmaal moest hij toestaan om op directe wijze bloed aan zijn handen te laten kleven. Dat was toen hij in Enschede de Canadese piloot Jenvey, die aan zijn zorgen was toevertrouwd door het verzet, eigenhandig doodschoot.
De tactiek van Huschka om het vertrouwen te winnen van verzetslieden, was dat hij de kunst verstond om via de zwakste schakel een ingang te vinden. Hij gaf aan dat hij werkzaam was als dubbelspion en daardoor bij machte was om het een en het ander te ritselen voor het verzet. Deze ritselzaken bestonden vaak uit het verstrekken van zeer gewilde ausweisen en het vrij krijgen van gearresteerde illegale werkers. Zo bevrijdde hij, op verzoek, een neef van kastelein Kolthof van het Enschedese café Monopole, waar hij vaak vertoefde, uit het ziekenhuis in Gronau waar hij opgenomen na een schermutseling met de Duitsers. Hiermee won hij het vertrouwen van de verzetsgroep van Piet Zandbergen, hoewel sommige leden hun bedenkingen hielden.
Huschka rechts, links collega V-man Izaks
Inmiddels was Huschka bevorderd aan Duitse zijde tot Hauskapellenleiter (leider van de V-mannen) vanwege zijn verdiensten voor de S.D. Hoewel in een eerder stadium de verzetsmensen Gelderman en van Delden Huschka wilden liquideren vanwege zijn verraad van hun pilotenlijn, is het opvallend dat er geen adequate waarschuwing is uitgegaan. Weliswaar waren Gelderman en van Delden al gearresteerd maar buiten deze twee mensen om waren er nogal veel aanwijzingen dat Huschka niet betrouwbaar was. Gelderman en van Delden hebben hun arrestatie overigens niet overleefd. Van Delden is in het concentratiekamp Vught geëxecuteerd en de dood van Gelderman is nooit opgelost en zijn lichaam is nimmer gevonden.
Huschka kon zijn praktijken blijven uitvoeren en kreeg van de S.D. een villa in Hengelo tot zijn beschikking om daar vervolgens zijn contacten te ontmoeten. Inmiddels was het maart 1945 geworden en stonden eindelijk de Engelse en Canadese bevrijders voor de poort van Enschede. Op dat moment beval Huschka's baas, dr. Meyer van de Abwehr, om eindelijk eens haast te maken met de kwestie Zandbergen, dit vanwege zijn wens om op grootse wijze afscheid te nemen van Enschede.
Huschka belegde een vergadering in de woning van Ter Borg aan de Sumatrastraat 3 in Enschede om de laatste nieuwtjes te bespreken rondom de naderende bevrijding. Een aantal personen vertrouwden de zaak niet en zijn niet komen opdagen op de avond van 31 maart. Zo ook ds. Overduin die eerder gepakt was en later op onverklaarbare redenen vrijgelaten werd tot ongenoegen van dr. Meyer. Op de ochtend van zijn vrijlating ging ds. Overduin nog langs bij Ter Borg maar trof daar tevens Huschka en ds. Overduin wist zich uit de voeten te maken met een smoesje. Dit had te maken met zijn per abuis verordende vrijlating. De conclusie mag getrokken worden dat Ds. Overduin het spel van Huschka doorzag.
Uiteindelijk werden op de vergadering die avond negen mensen bruut vermoord door een S.D. Sonderkommando. Huschka zelf was al gevlucht maar vond onderweg er nog genoegen in om langs te gaan bij de schoonouders van Ter Borg on hen te vertellen dat alles goed was maar dat er gebrek was aan geld en eten. Hij kreeg een fles jenever en een aantal pannenkoeken mee. Het contacteren van nabestaanden van zijn wandaden is trouwens een terugkerend fenomeen bij Huschka. Hij stuurde zelfs, later vanuit zijn cel, kerstkaarten naar nabestaanden van zijn slachtoffers.
Tot juni 1945 wist Huschka zich te verschuilen maar werd opgepakt door de P.O.D. ( politieke opsporingsdienst). Deze geeft hem over aan het Bureau Nationale Veiligheid en Huschka wordt opgesloten in Den Haag. Daar echter verdwijnt hij in juni 1946 onder zeer verdachte omstandigheden. Hij mocht voor zijn proces naar de kapper en kreeg een tientje mee en hij nam dankbaar de benen. Huschka nam de vlucht richting België en kwam in Denderwindeke terecht. Daar werd hij opgespoord door de recherche en in december 1946 wederom gearresteerd. Onder de naam Bob Korendijk wist hij zich als boerenknecht enige maanden schuil te houden. Uiteindelijk werd Huschka veroordeeld tot een celstraf van achttien jaar. Zat slechts een aantal jaren uit vanwege een amnestieregeling. Tot zijn overlijden in 1966 bezat Huschka ergens in Gelderland een horecagelegenheid."
Veroordeling
Ik ben Bert dankbaar voor zijn bijdrage aan de kennis van Huschka. En ik hoop dat het beeld van deze man in de toekomst nog vollediger wordt. Niet om hem na te volgen, integendeel. Maar wel om ervan te leren.
Zo was Enschede op de dag van zijn bevrijding 1 april 1945 een verscheurde stad.
Enerzijds was daar verslagenheid en diepe droefheid: zovelen in één keer vermoord als zinloze wraakoefening op 31 maart 1945.
Tegelijk was daar tomeloze vreugde over de bevrijding waarnaar zo lang was gesmacht.
Nog een aspect wil ik niet ongenoemd laten. Verschillende delen van de stad lagen in puin. Vergissingsbombardementen van de geallieerden troffen verscheidene malen de stad.
Omdat Enschede zo dicht tegen de Duitse grens ligt, werd de stad aangezien voor een Duitse stad.
Niet alleen door vergissingsbombardementen werd de stad getroffen, ook door gerichte aanvallen vooral op spoorlijnen. Er ging geen nacht voorbij of er trokken Engelse vliegtuigen over de stad.
Een angstige situatie. Steeds weer de vraag: Ze zullen ons toch niet voor een Duitse stad aanzien.
Ik ga niet alle bombardementen beschrijven.
Het begint al op zondag 4 augustus 1940: Voortsweg.
Zaterdagavond 14 september 1940: P.J.Troelstrastraat, Hengelosedwarsstraat: 2 doden.
Op donderdag 22 januari 1942: 21 doden.
Op zondag 10 oktober 1943: 121 doden.
Op woensdag 22 februari 1944: 40 doden.
In de eerste twee maanden van 1945: 14 doden.
In maart 1945: ruim 100 doden.
Voor een filmverslag over oorlogsbombardementen zie bombardementen.
Over de gewonden en verwoeste huizen en gebouwen spreek ik nu niet, laat staan over de honderden keren luchtalarm.
Zo erg was de oorlog. Geen spannend jongensboek, maar een strijd op leven en dood tegen de duivelse macht van het nazidom.
Daar heeft Enschede als stad en daar hebben zijn bewoners een flink deel van te verwerken gekregen.
Prachtig om te zien hoe het geloof in God en in Christus bloeide. Daarvan geeft deze site hoopgevende voorbeelden.
De mens verandert. Johannes ter Horst is anders dan de gereformeerde christen van nu.
Maar Gods beloften en zijn trouw zijn dezelfde. Wij worden elke dag opgeroepen ons daaraan vast te klampen. Zie artikel in nd over johannes.
De grote dag van Christus is komende. Daarnaar zijn we onderweg.
Daar zal geen oorlog meer zijn, maar eeuwige vrede en eeuwige vreugde.
Vitrine ds Overduin in Verzetsmuseum Amsterdam
In memoriam
Nederland herdenkt zijn oorlogsslachtoffers
Dit is de laatste van de tekeningen van L.J. Jordaan.
In dezelfde straat, waar Himmlers Gestapo haar hoofdkwartier in Amsterdam had opgeslagen, aan de poort van deze hel, werkte Jordaan voort.
Het is een raadsel dat hij daar ongemoeid werd gelaten. Voortdurend was er de dreiging van een fatale ontdekking. In zijn tekenkamer moesten alle sporen op ieder moment kunnen worden uitgewist.
Jordaan stelde zich ten doel het schrikbeeld van deze tijd aan zijn eigen en aan de komende generaties in te prenten.
Daaraan hebben zijn tekeningen op mijn site over Johannes ter Horst en zijn makkers een bijdrage mogen leveren.
_________________________________________________ _________________________________________________
Het Grote gebod. Gedenkboek van het verzet in LO-LKP. Kampen, 4de druk 1989, onder redactie van H. van Riessen e.a.
T.Wiegman, Enschede 1940-1945, Enschede 1985.
C. Hilbrink, De illegalen. Illegaliteit in Twente en het aangrenzende Salland 1940-1945, Den Haag 1989.
C. Hilbrink, De Ondergrondse. Illegaliteit in Overijssel 1940-1945, Den Haag 1998.
C. Hilbrink, Vogelvrij verleden. Oud-illegalen na de oorlog, Amsterdam 2001.
Gejo Alberts, Blonde Piet Zie: Blonde Piet
L.J. Jordaan, 1940-1945, Herinneringsalbum. De Groene Amsterdammer, 1945.
Geuzenliedboek 1940-1945
Handje Plak, Wat straks? Handje Plak antwoordt Seyss Inquart op zijn rede van 3 januari 1945. Knock-Out Press 1945.
Het VRIJ NEDERLANDSCH LIEDBOEK, 1 april 1944. Uitgegeven in Bezet Nederland op Engels tekstpapier.
L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Den Haag, deel 7 (1976) en 10a (1980), wetenschappelijke editie.
'Koos' Michel, Mijn verzet in de Tweede Wereldoorlog, onder redactie van S.E. Scheepstra, Kampen 2007.
Joh. van Hulzen en Ad Goede, "Gevangenisdeuren zwaaien open", vervolgartikelen in De Zwerver, Weekblad van de Stichting LO-LKP. Jaargang 3, 1947, nrs. 26-34.
George Harinck, DE REFORMATIE, weekblad tot ontwikkeling van het gereformeerde leven 1920-1940. Baarn 1993.
Jan Hof, De dubbele slag in Arnhem. De KP-kraken van De Koepel en het Huis van Bewaring in Arnhem, Kampen 2004.
Jan Hof, Frits de Zwerver. Twaalf jaar strijd tegen de Nazi-terreur, Den Haag, vijfde druk 1979.
Jan Hof, Omnibus Verzet 1940-1945, Kampen 2002.
Jo van 'n Scheppelborn, Mijn leven naast een verzetsman, Enschede 1997.
Bob de Graaff en Lidwien Marcus, Kinderwagens en korsetten, Een onderzoek naar de sociale achtergrond en de rol van vrouwen in het verzet 1940-1945, Amsterdam 1980.
Y.N. Ypma, Friesland Annis Domini 1940-'45. (Bijdrage tot de geschiedenis van het Georganiseerde Verzet in Friesland, samengesteld in opdracht van de Vereniging Friesland 1940-1945), Drachten 1965.
P. Wijbenga, Bezettingstijd in Friesland, 3 dln, Leeuwarden 1975.
M. Brinks, Het Scholtenhuis 1940-1945, deel 1: Daden, Groningen 2009.
Jan Heerze, Elk mens telt (een rondgang over ereveld Loenen), Oorlogsgravenstichting, Den Haag, 2011.
Louwrens Hacquebord, Duivelse dilemma's, een familie in oorlogstijd, 2018.