Geert Schoonman droeg in het verzet de schuilnaam 'Rooie Geert': hij had een weelderige rode haardos. Geert kwam uit Zaandam. In Twente werd hij grenscommies. De taken van de grenscommies waren heel gevarieerd. Hij droeg zorg voor het arresteren of mede arresteren en bewaken van gevangen genomen personen in het grensgebied. Verder verrichtte hij bewakingsdiensten op bruggen omdat daar nogal veel onbetrouwbare personen trachten te vluchten. Indien ze geld of andere waardevolle spullen bij zich hadden moest dat bij hem worden ingeleverd. Van alle personen die er passeerden moest hij de indentiteit vaststellen. Nederlanders die uit Duitsland naar Nederland repatrieerden, moest hij doorverwijzen naar de Quarantaine. Ook moest hij erop toezien dat er niet werd gesmokkeld. Je kwam alleen in aanmerking wanneer je in militaire dienst was geweest. Officieel heette dat "gewezen militair". Een grenscommies moest met wapens kunnen omgaan. Hij was dan ook gewapend.
Geert kende Johannes al vanaf het begin van de oorlog uit 1941. Johannes had toen een zender gestolen op vliegveld Twente. Geert is hem behulpzaam geweest bij het optuigen.
Geert en Johannes waren onafscheidelijke vrienden. Bij twaalf van de dertien overvallen van de KP-Enschede en -Twente werd Johannes vergezeld door zijn vier jaar jongere strijdmakker Rooie Geert.
Wat die twee voor elkaar betekend hebben is niet te beschrijven. Ze vertrouwden elkaar blindelings en vulden elkaar ook aan. Johannes kon op Geert dicht varen. Van Geert is bekend dat hij zuiver kon schieten met zijn pistool. Daar heeft hij ook verschillende keren gebruik van gemaakt.
Vanuit Engeland gaan de zaken gewoon door, zo ook wapendroppings. Geert Schoonman was aangesteld als controleur afwerpterreinen.
Op de dag dat Johannes ter Horst samen met Roelof Blokzijl dood werden aangetroffen op een duiker aan de Haaksbergerstraat te Enschede, dus zondag 24 september 1944, was er in die nacht ook een wapendropping.
Dit terrein was genaamd: "Currant" en was gelegen in de omgeving van Tilligte.
Op donderdag 28 september vond andermaal een dropping op hetzelfde afwerpterrein plaats. Dit werd herhaald op zaterdag 30 september 1944.
Al die wapendroppings bleven bij de burger niet onbemerkt. De vliegtuigen, die eerst een paar keer rondcirkelden om er zeker van te zijn dat ze de juiste signalen kregen, vlogen laag boven de grond.
Zo vermeldt de heer Dingeldein in zijn dagboek:
"Men fluistert dat gisteravond laat een vliegtuig dat wij laag hoorden vliegen, weer in 't Lattropperveld of omgeving parachutes heeft uitgeworpen. Men meent er 15 te hebben geteld. Met de volle maan was alles verbazend helder. Den gehelen dag hebben Duitse patrouilles kriskras door het veld gezocht, boerenschuren, stro- en roggehopen, hooibergen en aardappelkuilen doorzocht, en blijkbaar niets gevonden."
Een paar weken na de dood van Johannes was Geert weer betrokken bij een dropping. De gedropte containers werden verborgen in de boerderij van de familie Evers. Door de Landwacht en de Duitsers werd ijverig gezocht naar de door de geallieerden gedropte wapens. Dit zoeken verliep zonder succes. Ze struinden boer na boer af.
"Ze moeten tegen elkaar gezegd hebben: "Die boeren moeten er meer van weten, het is bij hen in de buurt. Dat kan niet anders! Die moeten in ieder geval de gelegenheid en middelen geven om de gedropte wapens te transporteren en te verstoppen!".
Ondertussen hadden de Landwachters er lucht van gekregen, dat er bij de boer Paus in Hezingen zich Joden verborgen hielden. Op vrijdag 6 oktober 1944 werd er daarom een inval gedaan, het hele huis doorzocht, maar niets gevonden.
Toch waren er Joden die op een zeer listige wijze verborgen waren, namelijk in een kelder, onder het varkenshok, waar stro en mest overheen lag.
De Landwachten gingen weg, maar zonder dat de boer het wist, was er ééntje achter gebleven. Deze loerde door het raampje en zag dat er 4 onbekende personen op de deel bezig waren zich te wassen.
De Landwacht wilde de deur openrukken, maar de boer hield deze van binnen vast. Daarop schoot hij (of een ander die was komen aanlopen) door de deur en trof de boer in de buik.
Toen was het pleit gauw beslist. De vier Joden werden gegrepen; ook een broer van de boer, maar de hele familie nam de vlucht en is erin geslaagd spoorloos te verdwijnen.
De vier mannen werden naar Ootmarsum gebracht en in 't cachot gestopt. De andere morgen nam men hen mee naar de Hezeberg bij Tiethof, waar ze door een schot in de nek werden neergelegd.
Het waren een zekere Menko met drie zoons uit Almelo, vroeger in Ootmarsum woonachtig. Een wagen van de steenbakkerij Scholten werd gevorderd, daarop de lijken geworpen en naar de stad gebracht.
Zij zouden onmiddellijk in een kuil worden gestopt, doch Burgemeester Schimmelpenninck wist nog te bewerken dat zij een kist kregen en op de Protestantse begraafplaats ter aarde werden gesteld."
Geert Schoonman was de man van de afwerpterreinen en de wapendroppings. Hij stond daardoor veelvuldig in contact met de familie Evers. Hij verbleef daar waarschijnlijk ook als onderduiker zoals de overige KP'ers dat ook deden. In dat gebied, waar veel droppings plaatsvonden kon hij zijn taak goed vervullen. Bij Evers werden alle wapens en munitie opgeslagen.
Tijdens de inval bij boer Evers was Geert daar ook aanwezig en hij deed een vluchtpoging. Hij werd helaas door een kogel getroffen en afgevoerd naar het ziekenhuis in Oldenzaal. Van daaruit werd hij later overgebracht naar de arrestantenbunker op het vliegveld Twente. Ook Bernardus Evers werd daar naar toegebracht.
Portret van Geert Schoonman, in het verzet Rooie Geert.
Hij heeft zijn beste vriend Johannes een paar weken overleefd.
Op donderdag 12 oktober 1944 werden Geert Schoonman en Bernardus Evers nabij deze bunker geëxecuteerd, mogelijk met nog een aantal personen.
"Direct na de oorlog werd alles in het werk gesteld om te achterhalen, wat er met Schoonman en Evers was gebeurd.
Voor de familie Schoonman in Zaandam begon het eerst hoopvolle, maar daarna angstige wachten op bericht al een week na de bevrijding. Vader Schoonman, directie-chauffeur bij de Artillerie Inrichtingen Hembrug, kreeg hulp van Gerard M. Kruse, die als verzetsman vlot toestemming kreeg naar zijn oorspronkelijke woonplaats Enschede te reizen. ,,Ik heb alles in het werk gesteld om wat aan de weet te komen, maar het was onbegonnen werk. Niemand kon ook maar iets van betekenis zeggen. Geert Schoonman was spoorloos verdwenen", aldus de heer Kruse.
Het enige wat overbleef was het plaatsen van oproepen in kranten en op aanplakborden:
Inlichtingen gevraagd omtrent:
GEERT SCHOONMAN , geb. 31.8.'17, 6 Oct. '44
opgepakt met schotwond ln long.
Vervoerd naar Ziekenhuis Oldenzaal.
Vandaar naar Vliegveld Twenthe
en op transport naar Duitschl. gesteld. Hospitaal Dordmund.
Inlichtingen aan
A Schoonman,
Havenstraat 119,
Zaandam.
maar ook dat leverde niets op. Voor de familie Schoonman, vader Anton, moeder Cor(nelia) en zuster Corrie bleef het ellendige wachten over. Pas eind september 1947 kwam er wat nieuws.
De gevangen zittende Duitser Schöber, die SD-chef was in Enschede, werd bij herhaling ondervraagd door de Politieke Recherche Afdeling over verdwenen verzetsmensen. Hij werd toen geconfronteerd met moeder Schoonman, die in Enschede een beroep op hem deed met de waarheid voor de dag te komen. ,,Met de kerst heeft u uw zoon thuis", heeft hij bij die gelegenheid losgelaten.
Op aanwijzingen van deze Schöber is vele dagen lang op het vliegveld Twente naar slachtoffers gezocht. Er werden velen gevonden op plaatsen waar bomtrechters als graf waren gebruikt. Ze werden allen als joodse onderduikers geïdentificeerd.
Toen men rond 20 oktober in een laatste poglng op tien meter afstand van een bomtrechter groef, werden de laatste twee slachtoffers van de Duitse terreur in Twente gevonden.
Het waren de lichamen van de Twent Bernardus Johannes Evers en de Zaandammer Geert Schoonman.
Op I november 1947 is Geert Schoonman op de Algemene Begraafplaats van Zaandam herbegraven. Dat was in aanwezigheid van velen uit de voormalige illegaliteit van de Zaanstreek en Twente.
Zijn commandant Bob Scheepstra sprak ('Waar Geert voorop ging, daar was vertrouwen') en ook de legendarische Frits de Zwerver: ,,Nu sta ik hier aan zijn baar. Aan zijn heldenmoed dank ik het leven. Deze jongen heeft daden in oorlogstijd verricht, die het nageslacht niet zal willen geloven!"
Sedert 1973 rust Geert Schoonman te midden van vele anderen uit het verzet op de Erebegraafplaats in Loenen." (Jan Hof, Dagblad van de Zaanstreek, 21 okt. 1994)
IN MEMORIAM JOHANNES EN GEERT
Dit is het originele In Memoriam.
Het artikel over Johannes en Geert
is geschreven door Joh. van Hulzen (1891-1965)
Het tweede "Meer dan overwinnaar"
van de hand van Gerrit Breteler,
staat in het volgende hoofdstuk.
Dat gaat meer over Johannes.
Portret van Piet Alberts oftewel Blonde Piet
Hier is van zijn blonde kuif niet veel meer over
Hij werd vanaf het begin door Johannes betrokken bij het werk van KP-Enschede
Piet heeft de oorlog overleefd
Zijn oudste zoon Gejo is vernoemd naar zijn gesneuvelde verzetsvrienden Geert en Johannes!
Piet stierf op 5 december 1991
Inleiding
Piet Alberts was een goeie vriend van Johannes ter Horst. Al heel vroeg werd Piet bij het KP-werk betrokken. Hij had als voordeel dat hij in militaire dienst was geweest. Hij had gevochten tegen de Duitsers bij de verdediging van de Grebbelinie. Johannes miste die opleiding en ervaring. Het feit dat Piet op 17 oktober 1942 met Annie Kroes was getrouwd, leek eerst in zijn nadeel te werken.
Toen Johannes op 24 februari 1944 het initiatief nam om de knokploeg Enschede op te richten, meldden zich zeven personen aan. Johannes vindt alleen Geert Schoonman geschikt. Piet Alberts valt in eerste instantie af, omdat hij getrouwd is. Daardoor is hij extra kwetsbaar als hij gepakt wordt. Na enig aandringen neemt Johannes ook hem op. Johannes kent hem al langer als een betrouwbare medewerker. Dat zal de tijd ook leren. Dus de KP-Enschede bestaat in februari 1944 uit drie leden: Johannes als leider, verder Rooie Geert en Blonde Piet. Vrij snel kwam daar als vierde Harry Saathof uit Glanerbrug bij.
Piet Alberts heeft veel acties die hiervoor beschreven zijn meegemaakt. Hij is daarvan ook vaak de boodschapper. Ik heb van zijn verhalen dankbaar gebruik gemaakt.
collectie www.museum40-45.com
Een pistool met een geschiedenis
Johannes en Geert
en van de overlevenden: Harry Saathof en zichzelf
Het pistool van verzetsman "Blonde Piet" alias Piet Alberts van de KP-Twente. Een wapen met geschiedenis en een wel een heel bijzonder verhaal.
Het wapen betreft een MAB, een wapen van Manufacture d'Armes Automatiques de Bayonne (MAB), France. Het kaliber is 7.65 mm.of .32 kaliber. Model D.
Het wapen heeft een Duitse afnamestempel. Dat houdt in dat dit wapen door de Duitsers in de tweede wereldoorlog is buitgemaakt. De Duitsers hebben in veel landen wapens buitgemaakt en later ingezet ten behoeve van hun eigen troepen. Alle buitgemaakte wapens werden eerst aan een keuring onderworpen en na goedkeuring voorzien van een stempel van het Wehrmacht abname Ambt. WaA.
Verzetsman Piet Alberts heeft het wapen in de oorlog weer buitgemaakt op de Duitse bezetter in Nederland. Dit wapen heeft dus een zeer roerige geschiedenis. Het is gebruikt bij verschillende overvallen op ondermeer de gevangenissen in Arnhem (HvB) en Almelo.
Eind mei 1944 hoort het verzet dat Eef Zwarts van het 'Hemeldal' is gearresteerd en is opgesloten in het Huis van Bewaring in Arnhem (Zie hoofdstuk 9). Op verzoek van KP-leider Bob (Liepke Scheepstra) worden mannen van de KP-Twente en -Utrecht gevraagd om deze belangrijke man van de LO, die veel namen kent, te bevrijden. Op zondag 11 juni bevrijden ze 54 of 55 gevangenen, terwijl er meer dan 75 geen gebruik van maakten om weg te komen.
Een van de bevrijde gevangenen speurde na de oorlog zijn bevrijders op. Onder andere vond hij Piet Alberts. Deze gevangene was de burgemeester van Rossum (Gld.). Genoemde burgemeester stond in de opsporingslijst als nummer 46 vermeld. Gelukkig werd hij nadien niet gearresteerd en kon hij in vrijheid dit bedankje doen.
De persoon is genaamd: Adrianus Ferdinand Goelst-Meijer, Geboren te Amersfoort, 14-8-1892, wonende te Rossum (Gld) Burgtstraat A83. Op 25 juni 1948 schrijft de burgemeester van Rossum, (Gld.) de heer A.F. van Goelst-Meijer een brief aan Piet Alberts, met de volgende inhoud:
Zeer geachte heer Alberts,
Na lange tijd zoeken is het me gelukt de adressen te krijgen van hen die indertijd aan de overval op het huis van bewaring in Arnhem hebben deelgenomen. Ook ik hoorde toen tot de bevrijden. Het is mij vergund u mijn zeer hartelijke dank te betuigen voor het moedige en gevaarlijke werk, waaraan u hebt meegewerkt. Zonder uw hulp behoorde ik niet meer tot het land der levenden; Mag ik deze dankbetuiging vergezeld laten gaan met kersen?
Met de meeste hoogachting;
A.F. van Goelst Meijer
Rossum (Gld)
Liepke Scheepstra gaf na de bevrijding alle mannen en vrouwen
die betrokken waren bij de overval op het Huis van Bewaring een sleutel.
En in de gevallen dat KP-ers zelf de bevrijding niet beleefden,
ging de sleutel naar hun nabestaanden.
Als herinnering aan deze gedenkwaardige kraak.
Later wordt Johannes ter Horst na een straatcontrole op de Bornsestraat in Almelo waarbij hij probeert te ontvluchten aangeschoten en opgepakt. Na verhoor wordt hij eind september 1944 door de Duitse bezetter geëxecuteerd (Zie hoofdstuk 20).
Geert Schoonman wordt tijdens een razzia op een boerderij in Hezingen (Ootmarsum) gearresteerd i.v.m. voorbereidingen van een wapendropping, na verhoor wordt hij op 12 oktober 1944 vlak bij de arrestantenbunker op vliegveld Twente geëxecuteerd (zie hoofdstuk 21).
Harry Saathof overleeft de oorlog en overlijdt in 2004 in Winterswijk.
Verzetsman Piet Alberts heeft direct na de bevrijding in 1945 de namen van zijn drie verzetsvrienden (Geert, Johan en Harry) en zijn eigen naam in het wapen laten graveren en daarna laten verchromen. Op deze wijze wilde Piet Alberts de herinnering aan zijn vrienden in ere houden. Hij overlijdt zelf op 5 december 1991 aan MS.
Uit m'n jeugd herinner ik me nog goed de zogenaamde landwachters. Dat waren vanuit mijn optiek uiterst verachtelijke Nederlanders.
Ze heulden met de vijand. Ze waren gewapend met dubbelloops jachtgeweren. Ze traden altijd op in groepjes van twee of meer (liever niet alleen) en dan vooral op het platteland.
Ze voerden controletaken uit. Ze verraadden onderduikers en kregen daarvoor een premie. Het liefst joegen ze op een Jodenpremie. Die was nog hoger. Ze pikten voedsel af van mensen die de boer op waren geweest om eten voor vrouw en kinderen te bemachtigen.
Ze werden door velen veracht. Niet alleen door de Nederlanders, ook door vele Duitsers. Ze reageerden dat af op onschuldige burgers.
Mijn moeder typeerde ze als 'landverraders en misselijke mensen'. Dat kon ik als kind goed begrijpen.
Bij de bevrijding werden ze opgepakt door mensen van de BS (Binnenlandse Strijdkrachten), een soort ordedienst van mensen uit het verzet en politie.
Ik herinner me dat de woedende bevolking zich afreageerde door ze te slaan en te spuwen. Niet erg verheffend, maar wel begrijpelijk. Ze hadden mensenlevens op hun geweten. En niet alleen dat.
Het verhaal komt uit het boek 'Stad en land van Twente':
"In die tijd fungeerden als z.g. landwachters N.S.B.ers en in Nederland woonachtige oud-Duitsers. Hun werkzaamheden bestonden hoofdzakelijk uit bewakings- en controlediensten.
Zij waren het meestal, die de nog rijdende fietsen van de burgers inpikten en de mensen, die bij boeren langs gingen om iets te eten te verkrijgen, hun met moeite en pijn bij elkaar gesprokkelde voorraadje afnamen.
"Een vermakelijk voorval deed zich voor in de bossen bij Ommen, toen Piet Alberts, Johannes ter Horst en Geert Schoonman werden aangehouden door een zestal landwachters."
Het verhaal gaat als volgt:
Genoemde drie zijn onderweg in een grote Dodge en zijn alle drie gewapend o.a. met handgranaten. Aan een stopteken op een weg in de buurt van Ommen die door een zestal daar controlerende landwachters wordt gegeven, geven zij acht en stoppen met hun auto.
Voordat de landwachters hierop kunnen reageren, is Geert Schoonman uitgestapt, pakt zijn pistool en beveelt de landwachters:
"Handen omhoog!".
Hetzelfde doet Piet Alberts.
De handen van de landwachters gaan omhoog. Alle zes worden ze achter in de Dodge gestopt; hun geweren liggen voor de achterste zitbank. De mannen proberen uit te leggen dat ze niets moeten hebben van de landwacht en dat zij er zo gauw mogelijk mee willen stoppen. Ze zitten zo te jammeren, dat men er medelijden mee zou krijgen.
Op een stille plek laden de illegalen de landwachters uit en bevelen hen op de grond te gaan liggen. De landwachters verwachten het ergste en wel dat hun laatste uur geslagen heeft, maar dan worden ze met chloroform bedwelmd.
Vervolgens vouwen de illegalen de armen van de landwachters over hun lichamen en leggen daarna de geweren over hen heen".
Aldus Gejo Alberts in zijn digitale boek ' Blonde Piet'. Gejo heeft ook een eigen site gejo online.
Geen liefhebbers
Men liep in Nederland.
De fietsen raakten op of werden gestolen,
het verkeer nam af,
benzine was er niet meer,
maar er was de N.S.B.-taxi.
De taxi voor N.S.B.- functionarissen.
De taxi voor iedereen die maar lid
wilde worden van deze beweging.
De bolle ballon van de Duitse bescherming
deed het wagentje wel rijden.
Maar men paste,
hooghartig of verdrietig
of angstig, of ernstig ...
men paste
en keek bewust een andere kant op.